Toepassing beslissing btw en voordelen alle aard tijdelijk opgeschort

Zoals reeds gemeld zal de toepassing van de nieuwe regeling inzake btw en voordelen alle aard en de aftrek van de btw op gemengd gebruikte bedrijfsmiddelen in de praktijk tot praktische problemen leiden.
De toepassing van deze beslissing, die op 25 oktober werd gepubliceerd, wordt ondertussen alweer geschorst. Er zal een addendum worden geschreven en waarschijnlijk komt er eerst nog overleg met de privésector.
De kans is dus reëel dat deze nieuwe regeling voor 2011 nog niet zal moeten worden toegepast. Volgens de persmededeling leidt het vaststellen voor het jaar 2011 van de verhouding beroeps- versus privégebruik tot praktische problemen (wie had dat nu durven denken). Maar als het nu voor 2011 moeilijk is, waarom zou het dan binnen anderhalve maand voor 2012 plots wel gaan?
Wordt dus vervolgd!
Bericht FOD Financiën, 4 november 2011

Cassatie weigert aftrek voor btw op gronden

Het Hof van Beroep te Gent had eerder in twee zaken geoordeeld dat wanneer grond en gebouw door twee verschillende personen worden verkocht, de grond toch geacht werd aangekocht te zijn en vervolgens werd doorverkocht door de verkoper van het gebouw, en dit op basis van het commissionairprincipe. Volgens het Hof werkten grondeigenaar en ontwikkelaar samen onder de vorm van een stille handelsvennootschap waarbij de eigenaar van de grond de stille vennoot was en de verkoper van het gebouw de beherende vennoot. Bijgevolg werd de grondeigenaar, hoewel deze bij de notaris als afzonderlijke juridische partij optrad, geacht de grond eerst te hebben verkocht aan de verkoper van het gebouw die vervolgens geacht werd de grond, samen met het gebouw, te hebben verkocht.
Daar de verkoop van de grond nog dateert van vóór 2011, was deze onderworpen aan registratierechten en van de btw vrijgesteld door artikel 44, § 3 Wbtw. Bijgevolg moest de btw-aftrek van de kosten met betrekking tot de verkoop van het project die aan de beherende vennoot werden gefactureerd, gedeeltelijk geweigerd worden voor het stuk dat betrekking had op de verkoop door de beherende vennoot van het terrein ingevolge het commissionairprincipe (hoewel juridisch de stille vennoot de verkoper van de grond is).
Het Hof stond echter het volledig recht op aftrek toe omdat volgens Europese rechtspraak de bijhorende grond aan de btw had moeten onderworpen zijn. Deze rechtspraak werd pas in de Belgische wetgeving ingevoerd met ingang va 1 januari 2011. Maar volgens het Hof had de verkoop van de grond mee met btw moeten worden belast waardoor ook de btw op kosten met betrekking tot het verkochte terrein aftrekbaar is. Dat de verkoper geen btw kon aanrekenen op de verkoop van het terrein, is de fout van de Belgische wetgever die nagelaten heeft haar wetgeving aan te passen aan de Europese rechtspraak. De btw-plichtige kan zich dus beroepen op zijn recht op aftrek op basis van de Btw-richtlijn; de fiscus kan zich echter niet verschuilen achter haar eigen falen, de wetgeving correct om te zetten, om dat recht van de btw-plichtige te weigeren.
Deze uitspraak van het Hof van Beroep wordt nu verbroken door Cassatie. Dat de Belgische wetgeving niet was aangepast aan de Btw-richtlijn, kan er niet toe leiden dat de btw-plichtige recht op aftrek zou hebben van btw. De verkopen van de terreinen waren niet onderworpen aan btw, recht op aftrek toestaan zou dus een verstoring inhouden van de neutraliteit van het btw-stelsel.
Een opmerkelijke uitspraak van het Hof van Cassatie dat het blijkbaar niet nodig vindt dat België de Europese wetgeving correct omzet. Misschien hebben we zelfs geen btw-wetgeving nodig, zolang we maar met ons “gezond verstand” (dat van de heren en dames van Cassatie) het neutraliteitsbeginsel respecteren. Een nader onderzoek waard, want op het eerste zicht een uitspraak die voor heel wat kritiek vatbaar is, temeer gelet op de zeer, maar dan ook zeer beperkte motivering van het Hof. Misschien een “lobby”-arrest om te vermijden dat andere btw-plichtigen in gelijkaardige omstandigheden alsnog hun recht op aftrek gaan uitoefenen van btw die ze in het verleden niet hebben afgetrokken, in navolging van de zienswijze van de fiscus, die door het Hof van Beroep te Gent werd verworpen.
Cassatie, 20 oktober 2011

Parking familie- en pretpark onderworpen aan 21%

Volgens het Hof van Beroep in Antwerpen kan de vergoeding die de bezoekers van een familie- of pretpark betalen voor de parking niet onderworpen worden aan het verlaagd tarief van 6%. Op basis van de feiten oordeelt het Hof dat het verlenen van toegang tot het familie- of pretpark en het verstrekken van de parkeergelegenheid niet samen als één dienst kunnen worden beschouwd:

vergoeding voor de parking is per voertuig, niet per bezoeker;
voor de parking wordt een afzonderlijke vergoeding aangerekend

HvB Antwerpen, 10 mei 2011

Fiscus geeft commentaar bij nieuwe regeling btw en voordelen alle aard

Geen vergoeding verschuldigd voor privégebruik
De nieuwe administratieve standpunten bij een gratis terbeschikkingstelling voor privégebruik van een bedrijfsmiddel kunnen als volgt worden samengevat:

Bedrijfsmiddel aangekocht vóór 1 januari 2011: de nieuwe regeling geldt niet. De oorspronkelijk afgetrokken btw blijft behouden. Over het privégebruik zal btw verschuldigd zijn. Nieuw is dat men hiervoor niet langer het voordeel alle aard inzake directe belastingen als basis mag nemen, maar dat men de btw moet berekenen over de voor het privégebruik gedane uitgaven (in principe 1/5 van de aanschaffingsprijs x privé%). Betreft het een personenwagen onderworpen aan de 50%-beperking van artikel 45, § 2 Wbtw, zal er slechts btw verschuldigd zijn op het privégebruik dat de 50% overstijgt.
Bv. aankoop van een wagen in 2010: 30.000 euro + 6.300 euro btw. De btw die in 2010 werd afgetrokken, 3.150 euro (6.300 x 50%), blijft behouden. Indien het privégebruik van het voertuig 70% bedraagt, is de btw op het voordeel alle aard gelijk aan 252 euro, als volgt berekend: [(30.000/5) x (70%-50%)] x 21%. Indien het privégebruik 35% zou bedragen, is er geen btw verschuldigd op het voordeel alle aard, aangezien dit privégebruik minder bedraagt dan 50%.
Bedrijfsmiddel aangekocht sinds 1 januari 2011: de nieuwe regeling is wel van toepassing. De aftrek dient te worden beperkt tot beloop van het beroepsgebruik, over het privégebruik zal geen btw verschuldigd zijn. Indien het een voertuig betreft dat onderworpen is aan de 50%-beperking van artikel 45, § 2 Wbtw, dan moet men het laagste aftrekbare percentage hanteren. Is het beroepsgebruik bv. 65%, dan kan men slechts 50% van de btw aftrekken; bedraagt het beroepsgebruik bv. 35%, dan kan men slechts 35% van de btw aftrekken.
Of het nu een bedrijfsmiddel betreft dat vóór of sinds 1 januari 2011 werd aangekocht, de btw-plichtige zal het privégebruik van elk bedrijfsmiddel dat zowel voor beroeps- als andere doeleinden wordt gebruikt, moeten ramen en continu opvolgen. Want indien de verhouding beroeps-/privégebruik verkeerd werd geraamd of wijzigt door omstandigheden (bv. een verhuis), dan zal ofwel de btw-aftrek moeten worden herzien ofwel zal de maatstaf voor de btw-heffing op het voordeel alle aard moeten worden aangepast, afhankelijk van de situatie die van toepassing is.
De aftrek van de btw geheven van de kosten ivm met het gebruik van het bedrijfsmiddel (onderhoud, herstelling, brandstof, telecomfactuur,…) moet eveneens beperkt worden tot beloop van het beroepsgebruik. Ook dit is een ingrijpende wijziging. Onder de oude regeling zat het privégebruik van deze kosten mee verrekend in het voordeel alle aard voor directe belastingen waarover btw werd afgedragen. Aangezien er nu geen btw meer verschuldigd is op het voordeel alle aard of omdat de btw op het privégebruik (afhankelijk van de situatie) enkel nog wordt berekend op de uitgave voor het bedrijfsmiddel zelf en niet op de “gebruikskosten” ervan, moet de btw-aftrek op dergelijke gebruikskosten van bij het begin worden beperkt.

Wat leasingauto’s betreft, gehuurde goederen worden niet beschouwd als bedrijfsmiddel in hoofde van de huurder, waardoor de nieuwe aftrekbeperking niet van toepassing is. Maar op basis van het algemene bestemmingsprincipe moet volgens de fiscus de aftrek van de btw geheven van de huurvergoeding beperkt worden in functie van het beroepsgebruik. Anderzijds kan er voor een gehuurd bedrijfsmiddel vanaf 2011 geen btw meer verschuldigd zijn op het privégebruik (voordeel alle aard). Dus ook voor bv. geleasede personenwagens zal een raming moeten gebeuren van de verhouding beroeps- versus privégebruik om de btw-aftrek vast te stellen voor alle kosten mbt het geleasede voertuig.
Vergoeding verschuldigd voor privégebruik
Rekent de btw-plichtige aan de gebruiker een vergoeding aan voor het privégebruik, dan is in beginsel de btw in hoofde van de btw-plichtige volledig aftrekbaar omdat de terbeschikkingstelling voor privédoeleinden in feite een btw-belaste verhuur is (voor auto’s wel rekening houden met een eventuele 50%-beperking). Er is geen btw verschuldigd op een voordeel alle aard. Maar de btw op de vergoeding voor het privégebruik moet berekend worden over minstens de ‘normale waarde’ (minimum maatstaf van heffing). Deze is volgens de administratie voor auto’s, tot nader order, nog steeds gelijk aan het voordeel alle aard voor de directe belastingen.
Er staan u dus zeer leuke rekensommetjes in het verschiet. Deze regeling zal in de praktijk ongetwijfeld leiden tot tal van moeilijkheden. Zo moet het privégebruik worden geraamd onder toezicht van de administratie, wat betekent dat voor elk bedoeld bedrijfsmiddel contact moet worden opgenomen met het bevoegde btw-controlekantoor. En bovendien zal het privégebruik per werknemer moeten worden opgevolgd, wat niet evident is voor bv. een onderneming met 1.000 firmawagens.
Deze nieuwe wetgeving is al in werking getreden sinds 1 januari 2011, dat wil zeggen dat accountants/boekhouders die voor 2011 al een deel van de btw op voordelen alle aard hebben aangegeven (bv. per maand of per kwartaal), of in dossiers waar in 2011 reeds gemengd gebruikte bedrijfsmiddelen werden aangekocht, waarschijnlijk herzieningen zullen moeten doorvoeren om ervoor te zorgen dat de regels vanaf 2011 correct worden toegepast.
Bovenstaande is slechts een summiere commentaar van de nieuwe regeling, waar trouwens nog verschillende vraagtekens bij blijven openstaan. Zo moet nog verder worden bestudeerd hoe de regels moeten worden toegepast bij gemengde btw-plichtigen en gedeeltelijke btw-plichtigen. Ook bij eenmanszaken die de aftrek op bedrijfsmiddelen in het verleden al hebben beperkt, moet de impact van deze nieuwe regels nog verder worden bestudeerd. De komende weken zullen hierover diverse seminaries worden georganiseerd. 
Beslissing nr. ET 119.650 van 20 oktober 2011

6% op de enkele vergoeding voor toegang kartingpiste en verhuur kart

Volgens de rechtbank van Antwerpen is het verlenen van het recht op toegang tot een kartcircuit, inclusief de terbeschikkingstelling van een kart, economisch gesproken slechts één dienst.
 
De terbeschikkingstelling van de kart is slechts een bijkomende dienst bij de toegangverlening omdat voor de modale klanten de terbeschikkingstelling van een kart immers vereist is om daadwerkelijk van het kartcircuit gebruik te kunnen maken. Een uitsplitsing over twee diensten (toegangverlening en verhuur kart) zoals de fiscus eist om het verlaagd tarief op de toegangverlening te kunnen toepassen zou volgens de rechtbank kunstmatig zijn.
 
Het loutere feit, dat eiseres voor de niet-modale klanten ook recht op toegang tot het kartcircuit verleent zonder terbeschikkingstelling van een kart, doet hieraan geen afbreuk.
 
Bijgevolg is zowel voor het recht op toegang tot het kartcircuit, inclusief de terbeschikkingstelling van een kart, als voor het recht op toegang tot het kartcircuit zonder terbeschikkingstelling van een kart, het btw-tarief van 6% van toepassing.
 
Rb. Antwerpen, 5 januari 2011, rol 08/7626/A

Huurder verricht werken aan gebouw voor verhuurder indien hij in ruil voor uitgevoerde werken vermindering krijgt van huurlasten

Het commissionairsprincipe van artikel 20, §1 Wbtw is van toepassing wanneer de huurder werken laat uitvoeren aan een gehuurd pand en in ruil voor deze uitgevoerde werken van de verhuurder een vermindering of kwijtschelding bekomt van de huurlasten, in casu het tijdelijk niet moeten tussenkomen in de interestlast van de verhuurder.
 
De huurder moet dus in de mate waarin hij op dergelijke wijze wordt vergoed, deze werken factureren aan de verhuurder.
 
HvB Antwerpen, 1 maart 2011

Oppervlakte van afgebroken losstaande loods mag niet meegeteld worden in de 50%-regel voor nieuwbouw

Wanneer bij een verbouwing aan een bestaand gebouw twee nieuwe vleugels worden aangebouwd en een losstaande loods wordt afgebroken en die niet herbouwd kan worden op die plaats wegens stedebouwkundige voorschriften, dan nog kan de oppervlakte van de loods niet meegeteld worden in de “oude” oppervlakte om na te gaan of deze oude oppervlakte nog minstens de helft vertegenwoordigd van de totale oppervlakte na de verbouwingen.
 
Bovendien blijkt uit de “visuele” feiten (foto’s van voor en na), dat het oude gedeelte van het gebouw niet beteknisvol blijft ten opzichte van het geheel en dat de uitgevoerde werken niet kunnen kwalificeren onder het begrip “renovatie, verbouwing, …”.
 
HvB Gent, 29 maart 2011

Overgedragen btw-tegoeden verjaren in principe niet

Laat u niet misleiden door de btw-administratie wanneer zij stelt dat de btw-tegoeden die al jaren op uw rekening-courant staan geboekt en telkens werden overgedragen, wegens verjaring niet meer terugbetaald kunnen worden wanneer u de teruggaaf aanvraagt.
In de btw-wetgeving is niet voorzien in een beperking van de tijd waarbinnen btw-tegoeden overgedragen kunnen worden. Bijgevolg kunnen btw-plichtigen overgedragen btw-tegoeden steeds terugvragen.
Slechts wanneer de btw-plichtige kennisgeving krijgt via aangetekend schrijven van de weigering van de administratie tot terugbetaling van de tegoeden begint de verjaring te lopen. De btw-plichtige moet dan de vordering in rechte instellen vóór het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op de datum van deze kennisgeving.
HvB Brussel, 18 mei 2011, rol 2007AR1834

Rechters leggen misbruik van uitbreiding verjaringstermijn aan banden

De laatste jaren is het een trend geworden dat controleurs te pas en te onpas de verjaringstermijn inzake btw uitbreiden naar 7 jaar voor fraude (vroeger 5 jaar) of naar 7 jaar op basis van verkregen bewijskrachtige gegevens die aantonen dat belastbare handelingen niet werden aangegeven, onrechtmatige btw-aftrekken werden uitgeoefend en, sinds 29 december 2008, vrijstellingen ten onrechte werden toegepast.
Veel van deze geschillen zijn recent voor de rechtbanken gekomen en er ontstaat nu toch stilaan wat vaste rechtspraak. Bij deze een kort overzicht:

Bij uitbreiding van de verjaringstermijn ingevolge vermoedens van fraude moet de fiscus de btw-plichtige “voorafgaandelijk” in kennis stellen van deze vermoedens en de feiten waarop ze gebaseerd zijn. De wet voorziet echter niet aan wat deze kennisgeving moet voorafgaan. Volgens de meeste rechtbanken dient deze kennisgeving te gebeuren vooraleer buiten de driejarige verjaringstermijn nog bijkomende onderzoeksdaden worden verricht.
De Minister is het met deze rechtspraak niet eens en blijft deze naast zich neerleggen. Cassatie zal dus waarschijnlijk in de nabije toekomst hierover uitsluitsel geven.
Het verrichten van controles buiten de driejarige verjaringstermijn betekent automatisch dat de fiscus de verjaringstermijn wil uitbreiden. Bijgevolg moet de kennisgeving van vermoedens van fraude voorafgaan aan deze controlewerkzaamheden.
Gaat het niet om een uitbreiding wegens fraude maar omwille van “verkregen bewijskrachtig gegeven”, dan moet dit gegeven op zich bewijskrachtig genoeg zijn (eventueel aangevuld met reeds gekende feiten) om de vordering hard te kunnen maken. Volgens de meeste rechters is het verrichten van aanvullende controles ingevolge een verkregen gegeven voldoende teken dat het gegeven niet bewijskrachtig genoeg is om de vordering te stellen.
De fiscus kan de zevenjarige verjaringstermijn omwille van “verkregen bewijskrachtig gegeven(s)” niet zomaar inroepen om haar eigen falen te verdoezelen, in het bijzonder die situaties waarin ze over deze gegevens al had kunnen beschikken indien ze haar controle tijdig had uitgeoefend binnen de normale driejarige verjaringstermijn.
Wanneer een handeling ten onrechte werd vrijgesteld van btw maar ze werd wel opgenomen in de btw-aangifte (in een verkeerd rooster), dan kan de fiscus de zevenjarige verjaringstermijn niet inroepen wanneer het feit dateert van vóór 29 december 2008. Voor deze datum was de uitbreiding wegens ten onrechte toegepaste vrijstelling nog niet voorzien in de wettekst. De rechtbank verwerpt het standpunt van de fiscus als zou deze toevoeging aan de wet “slechts een verduidelijking” zijn van de vroegere versie van het wetsartikel.
De uitgebreide verjaringstermijnen zijn uitzonderingen op de algemene regel van verjaring en moeten dus strikt worden geïnterpreteerd en toegepast.

Bovenstaande is slechts een greep uit de recente rechtspraak ter zake.

Facturen mogen ook in PDF-formaat worden verstuurd

Zowel de accountant/boekhouder als zijn klanten en leveranciers mogen facturen in PDF-formaat doormailen. Maar men moet er wel opletten dat de herkomst en integriteit gewaarborgd blijven. Jammer dat de minister niet zegt hoe dit moet.
De Minister van Financiën bevestigt dat facturen ook uitgereikt kunnen worden per fax of via mail in PDF-formaat. Belangrijk bij deze werkwijze is dat er nog altijd een garantie moet bestaan voor de authenticiteit van de afzender (identiteit van de afzender van de factuur mag niet ter discussie staan) en de integriteit van de inhoud (garanties of controlemechanismen die manipulatie van de factuur na de verzending uitsluiten).
Om aan deze garantie te voldoen, moest men vroeger bij elektronische facturering gebruik maken van het omslachtige EDI-systeem of een beveiligde elektronische handtekening (erkenning met certificaat van bepaalde instantie). Deze voorwaarden zijn echter geschrapt uit het Btw-wetboek, waardoor ook elektronische facturen op andere wijzen kunnen worden uitgereikt, mits het naleven van voormelde garanties.
Hoe dit dan moet gebeuren voor bv. een factuur die in PDF-formaat wordt gemaild naar de klant, blijkt niet uit het antwoord van de Minister. Wel laat hij uitschijnen dat men reeds de richting aanneemt die is voorzien in de factureringsrichtlijn die vanaf 2013 in werking zal treden. Daarin is bepaald dat de vermelde garanties ook geleverd kunnen worden via bedrijfscontroles die een betrouwbaar controlespoor tussen een factuur en een levering van goederen of een dienstprestatie opleveren.
Vr. en Antw., Kamer, 2010-2011, nr. 040, blz. 3-5, Vraag nr. 239, Brotcorne, 21 januari 2011

Publicatie circulaire nieuwe regeling voordelen alle aard en btw-aftrek gemengd gebruikte bedrijfsmiddelen nabij

De komende dagen wordt de publicatie verwacht van de administratieve zienswijze en richtlijnen met betrekking tot de nieuwe regeling van toepassing op voordelen alle aard en de btw-aftrek op bedrijfsmiddelen die voor beroeps- als voor andere doeleinden worden gebruikt.
Ingevolge de nieuwe wetgeving (inwerkingtreding 1 januari 2011) kunnen btw-plichtigen bij de aankoop van een bedrijfsmiddel dat zij zowel voor hun btw-activiteit (recht op aftrek) als voor andere doeleinden (meestal privégebruik; geen recht op aftrek) gebruiken, slechts die btw aftrekken die slaat op het gebruik voor de btw-activiteit. Met andere woorden, de btw zal slechts voor een bepaald percentage aftrekbaar zijn. Aangezien de btw met betrekking tot het privégebruik niet langer aftrekbaar is, zal er over dit privégebruik niet langer btw verschuldigd zijn, wat voorheen wel het geval was via de btw en voordelen alle aard.
In oktober organiseren wij dan ook samen met Fiscaal Informatief op verschillende locaties een uiteenzetting over deze nieuwe regeling, de circulaire en de huidige standpunten in de rechtsleer. Voor meer informatie klik hier of zie op onze rubriek opleidingen.

Shared service center kan afnemer van de dienst zijn

De rulingcommissie beslist dat een shared service center dat administratieve, boekhoudkundige, juridische diensten, informaticadiensten, diensten van marketing en communicatie, advies en onderzoek en ontwikkeling afneemt bij verschillende leveranciers en deze diensten doorrekent aan een groepsvennootschap, als werkelijke afnemer van de diensten kan worden beschouwd, gelet op de volgende gegevens van de zaak:

de diensten door het shared service center worden doorgefactureerd, waardoor het commissionairsprincipe van toepassing is
het shared service center ook met eigen middelen gelijkaardige diensten verleent aan de groepsvennootschap

Zo wordt onder andere aangehaald dat het shared service center de bestelbon opmaakt, dat er op naam van het shared service center een factuur wordt uitgereikt en dat deze worden betaald via de bankrekening van het shared service center.
Verder wordt er ook gewezen op een overeenkomst tussen het shared service center en de groepsvennootschap waarin de dienstverlening is vastgelegd.
De groepsvennootschap aan wie het shared service center de diensten doorrekent moet niet als de werkelijke afnemer van de diensten verricht door de leveranciers van het shared service center worden beschouwd.
Deze ruling is een normale toepassing van het commissionairsprincipe, maar het louter ontvangen van een factuur voor diensten en het doorrekenen ervan zal op zich niet altijd voldoende zijn om het shared service center als werkelijke afnemer van de dienst te kunnen beschouwen. Dit zal door andere feiten onderbouwd moeten worden, wat hier blijkbaar voor de rulingcommissie het geval is.
Bron: Voorafgaande beslissing nr. 2010.559 van 22 maart 2011