Voor inkomstenbelasting door fiscus vastgestelde omzet via ontvangen betalingen is inclusief btw

De zelfstandige artiestenmakelaar CB onderhandelde namens de Lito-groep (een groep van ondernemingen die verantwoordelijk was voor het beheer van de infrastructuur en de orkesten op patroons- en dorpsfeesten in Galicië) met feestcomités (informele groepen inwoners die deze feesten organiseerden) over optredens van de orkesten. Hiervoor ontving CB 10% van de inkomsten van de Lito-groep. Voor die betaling, die in contanten gebeurden, werd geen factuur opgemaakt, noch hield CB een boekhouding of officieel register bij. CB diende evenmin btw-aangiften in. De Spaanse fiscus vordert over deze ontvangsten btw, berekend op het ontvangen bedrag. CB daarentegen vindt dat de btw uit de ontvangen bedragen gehaald moet worden.
De maatstaf van heffing inzake btw is volgens artikel 73 btw-richtlijn alles wat de leverancier of dienstverrichter als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van de afnemer of van een derde, met inbegrip van subsidies die rechtstreeks met de prijs van deze handelingen verband houden. De btw zelf behoort niet tot de maatstaf van heffing (artikel 78 btw-richtlijn).
Het Hof benadrukt vooreerst dat de maatstaf van heffing niet behoort tot de middelen waarover de lidstaten beschikken om fraude te bestrijden. De uitlegging van de artikelen 73 en 78 btw-richtlijn kan dus niet verschillen naargelang er wel of geen fraude in het spel is.
CB had voor zijn prestaties facturen moeten uitreiken met aanrekening van btw, die hij had moeten voldoen aan de Spaanse fiscus. Met frauduleus doel heeft CB dit niet gedaan. Daardoor heeft hij ook de btw die hij in het kader van die activiteit heeft opgelopen, niet kunnen recupereren. En omwille van de frauduleuze intenties kan die aftrek niet worden hersteld. Maar dit alles kan geen afbreuk doen aan het basisbeginsel van de btw-richtlijn, dat er volgens vaste rechtspraak van het Hof in bestaat dat het btw-stelsel enkel de eindverbruiker beoogt te belasten.
Volgens het Hof ontstaat er bij een reconstructie door de fiscus van verborgen handelingen en inkomsten, onvermijdelijk een onzekerheidsmarge waarmee ook voor de vaststelling van de maatstaf van heffing rekening moet worden gehouden. Er moet worden getracht het meest waarschijnlijke en meest getrouwe fiscale resultaat te verkrijgen op basis van de materiële elementen die tijdens de belastingcontrole zijn verzameld.
Verricht een btw-plichtige voor de belastingdienst verborgen handelingen waarvoor hij normaal een factuur, met de verplichte elementen, had moeten uitreiken met btw die hij had moeten aangeven, en wordt het resultaat van die handelingen gereconstrueerd door de belastingdienst in het kader van een controle inzake directe belastingen, dan moet die handeling geacht worden de btw te omvatten (tenzij een herziening van de btw toch mogelijk zou zijn). Anders zou een deel van de btw-last bij de btw-plichtige gelegd worden, wat in strijd zou zijn met het beginsel van btw-neutraliteit.
Uiteraard kunnen de lidstaten sancties voorzien om belastingfraude te bestrijden, maar fraude bestraffen door een afwijking op de bepaling van de maatstaf van heffing is niet toegestaan.

Dictum van het Hof
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en met name de artikelen 73 en 78 ervan, gelezen in het licht van het beginsel van neutraliteit van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), moet aldus worden uitgelegd dat wanneer btw-plichtigen op frauduleuze wijze de belastingdienst niet in kennis hebben gesteld van het bestaan van een handeling, noch een factuur hebben opgemaakt, noch de inkomsten uit deze handeling hebben opgenomen in een aangifte voor de directe belastingen, er bij de door de betrokken belastingdienst in het kader van de controle van die aangifte verrichte reconstructie van de in verband met de aan de orde zijnde handeling betaalde en ontvangen bedragen van moet worden uitgegaan dat de prijs inclusief btw is, tenzij de belastingplichtigen krachtens het nationale recht de mogelijkheid hebben om de btw niettegenstaande de fraude later door te berekenen en af te trekken.

HvJ, C-521/19, CB, 1 juli 2021

Uitbreiding tolerantie voor aannemer die bouwmaterialen meeneemt naar of uit een andere lidstaat

Als een btw-plichtige goederen voor zijn bedrijf van één lidstaat overbrengt naar een andere lidstaat, dan wordt deze overbrenging in principe gelijkgesteld met:

een vrijgestelde IC-levering in de lidstaat van vertrek;
een te belasten IC-verwerving in de lidstaat van aankomst.

Voor de gelijkgestelde IC-verwerving zal de btw-plichtige zich in principe in de lidstaat van aankomst voor btw moeten registreren.

Overbrenging van materialen van een andere lidstaat naar België in het kader van een werk in onroerende staat in België
De fiscus besliste in 2011 dat een buitenlandse aannemer die vanuit een andere lidstaat materialen uit zijn voorraad meebrengt naar België om hier in een onroerend goed te verwerken, zich voor de gelijkgestelde intracommunautaire verwerving (artikel 25quater, § 1 Wbtw) die voor de btw in België plaatsvindt (artikel 25quinquies, § 2 Wbtw) niet in België moet identificeren voor btw. Hetzelfde geldt naar analogie voor de gelijkgestelde levering in België als de buitenlandse aannemer het overschot van goederen dat uiteindelijk niet in het bouwwerk werd ingelijfd, terug meeneemt naar de lidstaat van waaruit hij ze heeft meegebracht (beslissing nr. E.T. 119.687 dd. 15.03.2011, vervangen door circulaire 2020/C/50 dd. 02.04.2020, nr. 5.4.8.9). Deze tolerantie is enkel van toepassing als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

de handelingen die de btw-plichtige verricht en die in België plaatsvinden, zijn enkel werken in onroerende staat (dienstprestaties) waarop de verlegging van heffing naar de medecontractant van artikel 51, § 2, 1ste lid, 5° Wbtw van toepassing is;
de bestemming van de goederen (Belgische werf) is gekend bij de aanvang van de verzending of het vervoer (overbrenging) ervan;
de goederen worden daadwerkelijk ingelijfd in het bouwwerk waarvoor zij waren bestemd en het eventuele overschot van de overgebrachte goederen wordt terug meegenomen door de btw-plichtige naar zijn vestiging in de lidstaat van herkomst;
de voorwaarden voor de vrijstelling van artikel 39bis, 1ste lid, 4° Wbtw (met uitzondering van de opname ervan in de IC-opgave) zijn vervuld voor de overbrenging door de btw-plichtige van voormelde overschotten die hij terug meeneemt naar zijn vestiging in de lidstaat van herkomst;
de btw-plichtige zou de btw die over de intracommunautaire verwerving in België verschuldigd is, volledig kunnen aftrekken;
de fiscale autoriteiten van de lidstaat van waaruit de materialen worden vervoerd of verzonden en naar waar de eventuele overschotten worden teruggezonden, verzet zich niet tegen deze tolerantie.

Invoering nieuwe OSS-regeling 1 juli 2021
Door de invoering van de nieuwe OSS-regeling met ingang van 1 juli 2021, is een buitenlandse btw-plichtige die in België een werk in onroerende staat uitvoert voor een in de EU gevestigde niet-btw-plichtige klant, niet langer verplicht om zich voor deze handeling in België voor btw te registreren.  Tot voor deze datum was de btw-plichtige verplicht de Belgische btw op dit werk in onroerende staat aan te geven in een periodieke Belgische btw-aangifte. Maar vanaf 1 juli 2021 kan hij deze Belgische btw aangeven en voldoen via de OSS-regeling in zijn eigen lidstaat.
Ook in dit geval is de kans reëel dat de btw-plichtige materialen uit zijn voorraad vanuit zijn lidstaat meeneemt naar België om hier in het bouwwerk in te lijven. En voormelde tolerantie kan hij dan niet toepassen omdat in dit geval voormelde verlegging van heffing niet van toepassing is en hij zelf de Belgische btw op zijn dienstprestatie moet voldoen (1ste voorwaarde is niet voldaan).
Daarom aanvaardt de fiscus nu dat de btw-plichtige ook in dit geval de voormelde tolerantie kan genieten. De eerste voorwaarde wordt in dit geval vervangen door de voorwaarde dat de btw-plichtige geen andere reden heeft om in België voor btw te registreren dan de gelijkgestelde intracommunautaire verwerving ingevolge de overbrenging naar België van de goederen. De andere voorwaarden blijven ongewijzigd.
De buitenlandse btw-plichtige kan beide voormelde toleranties combineren als hij in België zowel werk in onroerende staat verricht waarop de verlegging van artikel 51, § 2, 5° Wbtw van toepassing is als werk in onroerende staat waarop hij Belgische btw verschuldigd is maar die hij in zijn lidstaat via de OSS-regeling aangeeft en betaalt.
De toleranties zijn nooit verplicht toe te passen, de btw-plichtige kan steeds kiezen om zich voor de intracommunautaire verwervingen in België te registreren voor btw.

Overbrenging van materialen van België naar een andere lidstaat in het kader van een werk in onroerende staat in die lidstaat
Nieuw is nu ook dat de fiscus een tolerantie invoert als een in België gevestigde btw-plichtige vanuit België materialen meeneemt naar een andere lidstaat om ze daar in het kader van een werk in onroerende staat in een bouwwerk in te lijven en waarbij hij dat werk in onroerende staat verricht voor een in de EU gevestigde niet-btw-plichtige afnemer en de btw die in die andere lidstaat over dat werk verschuldigd is, hier in België aangeeft en betaalt via de OSS-regeling.
Als de lidstaat van aankomst een gelijkaardige tolerantie toepast zoals België doet voor de materialen die vanuit een andere lidstaat naar België meegenomen worden, waardoor er in die lidstaat geen belastbare gelijkgestelde IC-verwerving gerapporteerd moet worden, dan aanvaardt de fiscus dat er in België sprake is van een niet-overbrenging (in plaats van een gelijkgestelde IC-levering). Voor deze tolerantie moeten mutatis mutandis dezelfde voorwaarden als hiervoor vervuld zijn. Ook de terugzending naar België van het overschot aan materialen moet de btw-plichtige dan niet in zijn Belgische periodieke btw-aangifte opnemen. De Belgische btw-plichtige moet wel kunnen aantonen dat de lidstaat waarnaar de goederen zijn vervoerd (lidstaat waar het werk in onroerende staat wordt uitgevoerd) zulke tolerantie heeft toegestaan.
De nieuwe toleranties kunnen toegepast worden vanaf 1 juli 2021

Fisconetplus, circulaire 2021/C/92, 13 oktober 2021
 

Aanpassingen forfait kappers 3de kwartaal 2021

In het kader van de overheidsmaatregelen in de strijd tegen de coronacrisis laat de fiscus weten de btw-forfait voor kappers voor het derde kwartaal 2021 bij te sturen.
Voor kappers wordt de omzet van de patroon onder de forfaitaire regeling berekend op basis van een typeprijs die wordt vermenigvuldigd met een forfaitair vastgesteld aantal typediensten. Voor de btw-aangifte over het derde kwartaal 2021 wordt dat aantal typediensten als volgt verminderd:

heren:                 855 in plaats van 1.140;
dames:               400 in plaats van 534.

FOD Financiën, nieuwsbericht, 12 oktober 2021

Nazicht van de eerste OSS- of IOSS-aangifte

Sinds 1 juli 2021 zijn de nieuwe regels van kracht voor de afstandsverkopen, zowel de intracommunautaire als die met invoer van de goederen vanuit een derdeland of derdelandsgebied. Eind augustus moeten de eerste IOSS-aangiftes ingediend worden, en eind oktober de eerste OSS-aangiftes.
Deze nieuwe regeling, hoewel ze door Europa als een vereenvoudiging werd aangekondigd, blijkt zoals verwacht in de praktijk toch nog heel wat vragen op te roepen. Om dure fouten te vermijden die naast btw-vorderingen ook nog boeten en nalatigheidsinteresten met zich meebrengen, kan je een nazicht laten uitvoeren van je eerste OSS- of IOSS-aangifte. Door zo’n audit worden fouten van bij het begin vastgesteld, kan er onmiddellijk gecorrigeerd worden en zit je daarna op de juiste weg voor de verdere aangiften.
Geïnteresseerd? Klik dan hier voor meer info.

COVID-19-steunmaatregelen inzake btw voor het derde kwartaal 2021

In het Belgisch Staatsblad van 29 juli 2021 is de wet van 18 juli 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie gepubliceerd.
Inzake btw gaat het om:

verlenging tot 30 september 2021 van de tijdelijke btw-verlaging naar 6% voor mondmaskers en hydroalcoholische handgels (aanpassing artikel 1ter KB 20);
verlaging van de nalatigheidsinteresten verschuldigd voor de maanden juli, augustus en september 2021: 4% i.p.v. 9,6% per jaar.

B.S. 29 juli 2021

Tijdelijk verlaagde btw voor afbraak en heropbouw ook voor door overstroming getroffen gebouwen

De minister heeft aangekondigd dat er een tolerantie zal worden ingevoerd zodat de tijdelijke btw-verlaging van 6% voor de afbraak en heropbouw van woningen in heel België ook van toepassing kan zijn bij de heropbouw van de door de recente overstromingen getroffen woningen. In principe moet de afbraak door de bouwheer zelf of in zijn opdracht gebeuren. Maar de tolerantie zal voorzien dat de maatregel ook zal gelden voor woningen die door de overstromingen onherstelbare schade hebben opgelopen.

Vrije inschrijving infosessie nieuwe btw-regels medische prestaties vanaf 1 januari 2022

De Kamer keurde enkele wegen geleden een wetsontwerp goed dat vanaf 1 januari 2022 de btw-vrijstelling voor medische diensten en ziekenhuisverzorging aanpast aan de Europese regelgeving en de rechtspraak van zowel het Grondwettelijk Hof als het Europese Hof van Justitie.
In de pers verschenen ondertussen al enkele artikelen over deze wijziging die bij heel wat mensen toch vragen oproepen. Daarom dat wij op 26 juli 2021 een korte online infosessie organiseren (10h-10h30) over deze nieuwe regels en de stand van zaken in het overleg met de fiscus waaraan wij ook deelnemen.
Klik hier voor meer info en om in te schrijven.
 

Btw-verlaging horeca – opgelet met voorschotten ontvangen vóór 8 mei 2021

Ter ondersteuning van de horeca besliste de regering onlangs om vanaf 8 mei 2021 tot 30 september 2021, de btw op horecadiensten te verlagen naar 6%. Die btw-verlaging zal van toepassing zijn op zowel het eten als de alcoholische en alcoholvrije dranken die ter plaatse worden verbruikt. Om het toepasselijke btw-tarief te bepalen, moet in principe rekening gehouden worden met het tijdstip waarop het belastbaar feit zich voordoet. Dat is wanneer de dienst is verricht.

Btw-tarief op voorschotten
Maar voor bepaalde gevallen, zoals restaurantdiensten waarvoor men niet verplicht is om een factuur uit te reiken, voorziet artikel 38, § 1, 2de lid Wbtw dat het toe te passen btw-tarief, datgene is dat van kracht is op het tijdstip dat de btw opeisbaar wordt. En bij een voorschot voor deze diensten, is dat het tijdstip waarop het voorschot wordt ontvangen.
Dat betekent dat een horeca-uitbater die vóór 8 mei 2021 al een voorschot ontvangt voor een reservering tussen die datum en 30 september 2021, het btw-tarief moet toepassen dat geldt vóór 8 mei 2021. Want de btw die in dat voorschot is begrepen, wordt opeisbaar op het tijdstip dat het voorschot wordt ontvangen. Op het voorschot is dus het btw-tarief van 12% van toepassing voor de spijzen en van 21% voor de dranken die ter plaatse verbruikt zullen worden. Als bij de betaling van zo’n voorschot nog geen zekerheid bestaat over het toe te passen tarief, moet er 21% btw afgedragen worden, tenzij de exploitant de toepassing van de 12% (deels) kan verantwoorden, bijvoorbeeld bij lunches waar de forfaitaire opsplitsing 65/35 (eten/drank) wordt gehanteerd.
De fiscus heeft laten weten dat hier geen uitzonderingen op toegestaan kunnen worden. Horeca-exploitanten doen er vanuit btw-oogpunt dus best aan geen voorschotten te ontvangen vóór 8 mei 2021.

GKS
Bij het gebruik van een geregistreerd kassasysteem moet men er bijkomend rekening mee houden dat bij de ontvangst van een voorschot voor een restaurantdienst, in principe geen GKS-ticket uitgereikt moet worden. Dat moet pas als de restaurantdienst is verricht. Omdat in een GKS ook een digitaal dagontvangstenboek wordt gehouden, doet men er toch best aan het ontvangen voorschot in te tikken omdat de btw die er in begrepen is, bij de ontvangst van het voorschot opeisbaar wordt.
De fiscus aanvaardt dat voorschotten die via overschrijving werden betaald, met enige vertraging worden geregistreerd in het GKS, bijvoorbeeld bij nazicht van de rekeninguittreksels. Maar men moet wel het juiste btw-tarief toepassen. Dus geen 6% voor een voorschot op een restaurantdienst dat vóór 8 mei 2021 wordt ontvangen maar na 7 mei 2021 in het GKS wordt ingetikt.
Het GKS-ticket dat voor het voorschot is aangemaakt, mag samen met het GKS-ticket dat de restaurantdienst vaststelt aan de klant worden uitgereikt bij het afrekenen.
 

Opnieuw tijdelijke btw-verlaging voor horeca en nu ook voor alcoholische dranken

Minister Van Peteghem heeft laten weten dat de regering in het kader van herstelmaatregelen heeft beslist om de btw voor de horeca tot 30 september 2021 te verlagen. De maatregel zou ingaan als de horeca terug mag heropenen. De btw-verlaging is van toepassing op zowel het eten als de alcoholische en alcoholvrije dranken die ter plaatse worden verbruikt. Dat betekent dat de uitbaters die een GKS gebruiken, in dat systeem de artikelen aan de juiste tariefcode moeten koppelen. Btw-bonnetjes die het btw-tarief van 12% vermelden, zullen verder gebruikt mogen worden. De 12% moet dan manueel geschrapt en vervangen worden door 6%.
Nog niet bevestigd is dat deze tijdelijke verlaging ook zou gelden voor de door traiteurs verrichte cateringdiensten.
 
 

Uitstel voor btw-aangifte maart of eerste kwartaal 2021

De fiscus verleent een uitstel voor het indienen van de btw-aangifte over de handelingen van de maand maart of het eerste kwartaal 2021 tot 3 mei 2021. Let wel, voor maandaangevers die hun btw-tegoeden maandelijks terugkrijgen (vergunninghouders en starters) wordt de teruggaaf van het btw-tegoed, na indiening van de btw-aangifte over de maand maart of het eerste kwartaal 2021, een maand later uitbetaald als die aangifte wordt ingediend na 24 april 2021. Voor btw-plichtigen die hun btw-tegoeden per kwartaal terugbetaald krijgen, heeft het uitstel voor de indiening van de aangifte geen invloed op het tijdstip van de terugbetaling.
Voor de betaling van de verschuldigde btw wordt geen uitstel verleend. Als zou blijken dat er tegen 20/4 onvoldoende btw werd betaald, zal een interest van 0,33% per maand automatisch worden toegepast op het openstaande tekort.
Voor het indienen van de intracommunautaire opgaven wordt geen uitstel verleend.

FOD Financiën, bericht, 16 april 2021