Commissies voor zelfstandige tussenpersonen bij vrijgestelde weddenschappen kunnen ook vrijgesteld zijn van btw

In België bestaat al geruime tijd discussie over het feit of de commissies die zelfstandige agentschappen ontvangen voor het in hun eigen naam maar voor rekening van een derde afsluiten van weddenschappen, verzmalen van inzetten en uitbetalen van winnaars, van de btw is vrijgesteld op grond van artikel 44, § 3, 13° Wbtw. De weddenschappen zelf vallen onder deze vrijstelling. Volgens het Hof van Justitie vallen ingevolge het commissionairsbeginsel (artikel 20, § 1 Wbtw) de dienstprestaties van zelfstandige agentschappen die handelen in eigen naam maar voor rekening van de organisator van de weddenschappen, eveneens onder deze vrijstelling. Dat betekent dus dat in die omstandigheden de organisator van de weddenschappen geen btw moet betalen over de door hem uitbetaalde commissielonen, btw die voor hem niet aftrekbaar is. Anderzijds betekent dit voor de zelfstandige agentschappen die onder dergelijke omstandigheden werken, geen btw moeten afdragen op de door hen ontvangen commissielonen. Of een agentschap in eigen naam maar voor rekening van een organisator handelt, moet door de nationale rechter worden uitgemaakt.
Bron: www.curia.eu, C-464/10, Tiercé Franco-Belge (Pierre Henfling, Raphaël Davin en Koenraad Tanghe), 14 juli 2011

Ruilingdienst spreekt zich uit over btw-regeling getrouwheidsprogramma met spaarpunten

De prijs die een klant betaalt voor een elektronische getrouwheidskaart vormt de tegenprestatie van een dienstverlening die aan het normale btw-tarief onderworpen is. Wanneer de gespaarde punten worden aanvaard als gedeeltelijke betaling van de handelingen die door een leverancier werden verricht en wanneer de laatstgenoemde een prijsvermindering toekent die met het aantal aanvaarde punten evenredig is, dan kan de maatstaf van heffing van btw voor zijn handeling worden verlaagd met de waarde van de aanvaarde punten overeenkomstig artikel 28, 2°, Wbtw.
Bron: Fisconetplus, Voorafgaande Beslissing nr. 2010.318 van 7 september 2010

Uitbreiding van fiscaal gunstregime voertuigen voor invaliden of gehandicapten

De administratie staat voortaan de toepassing van de fiscale voordelen voor bepaalde categorieën van invaliden of gehandicapten die een lichte vrachtauto gebruiken voor hun persoonlijk vervoer, ook toe lichte vrachtauto’s die niet voorzien zijn van zijruiten. Dit onder dezelfde voorwaarden die gelden voor die gunstregeling voor dergelijke lichte vrachtauto’s met zijruiten. Bovendien zal voortaan de gewestelijke directie bevoegd zijn voor de eindbeslissing en het document nr. 716 zal binnenkort aangepast worden.
Bron: Fisconetplus, beslissing nr. ET 113.117 van 13 juli 2011

Bijzondere regeling voor bepaalde organisatoren van sportevenementen

Volgens de administratie oefenen organisatoren van sportevenementen in principe een economische activiteit uit waarbij zij in principe belastbare handelingen verrichten, zoals verlenen van toegang, publiciteit, verschaffen van spijzen en dranken voor verbruik ter plaatse, merchandising, enz. Sommige organisatoren genieten zelf de vrijstelling als exploitant van sportinrichting (art. 44, § 2, 3° Wbtw), maar dat wil niet zeggen dat alles wat zij verrichten in het kader van een specifiek evenement van de btw is vrijgesteld door deze bepaling, noch door die van artikel 44, § 2, 12° Wbtw voor wat de bijkomstige handelingen betreft ter verkrijging van financiële steun voor een vrijgestelde hoofdactiviteit.
In de mate dat zij handelingen verrichten die niet van de btw zijn vrijgesteld, noch als exploitant van een sportinrichting, noch als bijkomstige handelingen voor het verkrijgen van financiële steun, zijn zij in principe verplicht als btw-plichtige te registreren en periodieke btw-aangiften in te dienen.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen zij echter gebruik maken van een vereenvoudigde regeling die inhoudt dat zij slechts één keer per jaar een btw-aangifte moeten indienen. Deze voorwaarden zijn:

organisatie van evenement slechts 1 x per jaar
aftrekbare btw kennen op het einde van de tweede kalendermaand die volgt op de maand waarin het evenement plaatsvond. Dit is immers de termijn waarbinnen de jaarlijkse btw-aangifte moet worden ingediend

Bron: Fisconetplus, ET nr. 119.653 van 11 juli 2011

Emissiegarantie bij uitgifte van aandelen is van btw vrijgestelde handelingen

Wanneer een kredietinstelling een emissiegarantie stelt waarbij zij tegen een door de klant, die zinnens is aandelen uit te geven, te betalen vergoeding ertoe verbindt om die aandelen te verwerven waarop tijdens de intekenperiode niet wordt ingetekend, is een handeling inzake waardepapieren die van de btw is vrijgesteld (artikel 135, 1, f) van de Btw-richtlijn; artikel 44, § 3, 10° Wbtw). De vrijstelling laten afhangen van de situatie of er al dan niet aandelen zullen moeten worden gekocht door diegene die de emissiegarantie tegen vergoeding heeft gesteld, is volgens het Hof in strijd met het beginsel van fiscale neutraliteit, waarop het door de Btw-Richtlijn ingevoerde gemeenschappelijke btw-stelsel met name is gebaseerd en dat zich ertegen verzet dat ondernemers die dezelfde handelingen verrichten, verschillend worden behandeld ter zake van de btw-heffing.
Bron: www.curia.eu, C-540/09, Skandinaviska Enskilda Banken, 10 maart 2011

Seeling: Hof van Cassatie verwijst twee zaken naar het Hof van Justitie

Het Belgische Hof van Cassatie vraagt het Europese Hof van Justitie of de gratis terbeschikkingstelling van een onroerend goed door een btw-plichtige aan haar zaakvoerder, bestuurder of leden, waardoor in hoofde van deze begunstigden een belastbaar voordeel alle aard voor de inkomstenbelastingen ontstaat, al dan niet van btw is vrijgesteld als onroerende verhuur. Het antwoord van het Hof zou voor de Belgische discussies definitief uitsluitsel moeten geven inzake het toepassen van de Seelingdoctrine, die een btw-plichtige rechtspersoon zou toestaan de btw op de aankoop of oprichting van een onroerend goed dat gratis ter beschikking wordt gesteld aan haar zaakvoerder(s) of bestuurder(s), initieel volledig te recupereren en vervolgens deze btw gespreid over een bepaalde periode (herzieningstermijn of afschrijvingstermijn; nog geen duidelijkheid in de Belgische rechtspraak) terug te storten doordat dit privégebruik wordt gelijkgesteld met een dienst verricht ten bezwarende titel (voordeel alle aard belastbaar met btw). Probleem voor de Belgische fiscus is dat zij zelf door een wetswijziging de btw-heffing op dit privégebruik heeft afgeschaft waardoor theoretisch de btw volledig aftrekbaar zou zijn terwijl de btw die op het privégedeelte drukt, niet teruggestort zou moeten worden (wat mij ook in strijd lijkt met de doelstellingen van de Richtlijn).
Let op, door een wetswijziging van de artikelen 19 en 45 Wbtw per 1 januari 2011, is de btw waarvoor het recht op aftrek is ontstaan na 31 december 2010 slechts aftrekbaar in de mate dat het bedrijfsmiddel wordt gebruikt voor de btw-activiteiten, indien het daarnaast ook voor andere doeleinden (bv. privédoeleinden) wordt gebruikt. Een spreiding van de btw met betrekking tot het privé gebruikt gedeelte zal dus niet langer mogelijk zijn.
Bron: www.curia.europa.eu, zaken C-210/11 en C-211/11

Geen btw-heffing op zelf uitgevoerde reinigings-, herstellings- en onderhoudswerken

De Minister bevestigt dat zowel publiekrechterlijke instellingen als volledig vrijgestelde btw-plichtigen geen btw verschuldigd zijn op de door henzelf of hun personeel uitgevoerde herstellings-, onderhouds- of reinigingswerken. Overeenkomstig artikel 19, § 2 Wbtw wordt elk werk in onroerende staat uitgevoerd door een btw-plichtige en/of zijn personeel, zowel voor de beroepsdoeleinden van de btw-plichtige als andere doeleinden, beschouwd als een belastbare dienst. Dit betekent dat de btw-plichtige over dit werk in principe aan zichzelf btw moet aanrekenen en een stuk moet opmaken. Maar voor herstellings-, onderhouds- of reinigingswerken geldt de voormelde bepaling niet onder de voorwaarde dat de btw-plichtige de btw volledig zou kunnen aftrekken welke verschuldigd geweest zou zijn indien een andere dienstverrichter deze werken had aangerekend. Deze wettelijke uitzondering waardoor geen btw verschuldigd is op zelf uitgevoerde herstellings-, onderhouds- of reinigingswerken, werd door de administratie in het verleden uitgebreid naar publiekrechterlijke instellingen en volledig vrijgestelde btw-plichtigen (geen recht op aftrek zoals bv. advocaten, geneesheren, …). De Minister bevestigt nogmaals deze uitbreiding maar voegt eraan toe dat deze problematiek momenteel wordt bestudeerd door de Centrale btw-administratie.
Bron: Vr. & Antw., Kamer 2010-2011, nr.23 van 23/03/2011, blz.44, vraag nr. 233, Christian Brotcorne, 20/01/2011

Ruilingcommissie bevestigt recht op aftrek voor autonome gemeentebedrijven

De rulingcommissie aanvaardt het recht op aftrek in hoofde van een autonoom gemeentebedrijf (AGB) dat een museum exploiteert. Daar de statuten voorzien dat de nettowinst jaarlijks in de gemeentekas zal worden gestort, is dit AGB in principe een organisatie met winstoogmerk en verkrijgt het bijgevolg de hoedanigheid van belastingplichtige met recht op aftrek voor die exploitatie.
Bron: fisconetplus, voorafgaande beslissing nr. 2010.301 dd. 31.08.2010
In een andere zaak waar het een AGB betrof die de eventuele winsten uit de exploitatie van een sportcentrum in de gemeentekas zal storten, oordeelde de rulingcommissie eveneens dat dit AGB in principe een winstoogmerk heeft en de vrijstelling van artikel 44, § 2, 3° Wbtw niet kan genieten en bijgevolg recht op aftrek heeft.
Bron: Fisconetplus, voorafgaande beslissing nr. 2010.363 van 12 oktober 2010

Fiscus geeft eerste commentaar over verordening ivm VAT package

De btw-administratie publiceert de circualire nr. AFZ 5/2011 (AFZ/2011-0429) van 27 juni 2011, waarin ze een eerste commentaar geeft op de Verordening (EU) NR. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011. Deze verordening heeft de bedoeling bepaalde begrippen uit de Btw-richtlijn vast te leggen zodat deze in alle lidstaten van de Unie op dezelfde wijze worden toegepast. Naast een hername van de bepalingen van de Verordening (EG) nr. 1777/2005 van de Raad van 17 oktober 2005, waarin toen al bepaalde begripsomschrijvingen waren opgenomen om een uniforme toepassing van de Btw-richtlijn te bekomen, omschrijft deze nieuwe verordening verschillende begrippen inzake de nieuwe regels voor de plaatsbepaling van diensten, het zogenaamde VAT package, die op 1 januari 2010 van toepassing werden.
 

6% voor inbinden van een verzameling van niet-handgeschreven processen-verbaal van een OCMW-raad

Een ingebonden verzameling van niet-handgeschreven processen-verbaal van een OCMW-raad heeft qua aard, inhoud en samenstelling alle kenmerken van een boek in de zin van voormelde bepaling. Het inbinden ervan is dus overeenkomstig artikel 38, § 4, Wbtw onderworpen aan het tarief van 6% (cijfer 1 van rubriek XIX, tabel A van de bijlage bij het KB. nr. 20 inzake btw-tarieven).
Bron: Fisconetplus, Beslissing nr. E.T.118.312 van 23 mei 2011

Enkel vruchtgebruiker gehouden tot btw-herziening, nooit de naakte eigenaar

Wanneer een vruchtgebruik op een nieuw gebouw dat met toepassing van btw werd gevestigd, ontbonden wordt binnen de 15-jarige herzieningstermijn, zijn enkel de titularissen van het vruchtgebruik verplicht, op grond van artikel 10, 4°, van het koninklijk besluit nr. 3, de btw-herziening uit te voeren, ook al zal de naakte eigenaar na de ontbinding van het vruchtgebruik (waardoor hij terug volle eigenaar wordt) het gebouw verhuren of verkopen met vrijstelling van btw ingevolge artikel 44 Wbtw.
Bron: Fisconetplus, voorafgaande beslissing nr. 2010.235 van 22 juni 2010

Btw-vrijstelling voor bepaalde handelingen van persoonsverzorging, ongeacht het aantal behandelingen dat voor RIZIV-terugbetaling in aanmerking komt

In het verleden aanvaardde de btw-administratie de btw-vrijstelling van artikel 44 Wbtw voor beoefenaars van paramedische beroepen, maar enkel voor die handelingen welke voor RIZIV-terugbetaling in aanmerking kwamen. Zo moesten bv. ergotherapeuten, tabacologen, podologen en diëtisten enkele behandelingen van een patiënt vrijstellen van btw, voor zover RIZIV-terugbetaling was voorzien. De volgende behandelingen van dezelfde patiënt die niet voor RIZIV-terugbetaling in aanmerking kwamen, waren aan de btw onderworpen.
Rekening houdend met het doel van artikel 44, § 1, 2° Wbtw en de mogelijke praktische problemen voor zowel de btw-administratie als voor desbetreffende dienstverrichters, beslist de administratie nu dat alle prestaties van beoefenaars van paramedische beroepen voortaan van btw zijn vrijgesteld, voor zover deze prestaties opgenomen zijn in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering. Het aantal handelingen dat daadwerkelijk voor RIZIV-terugbetaling in aanmerking kom speelt dus geen rol meer. Debeslissing nr. E.T. 104.382 van 24 juni 2004 wordt in die zin aangepast.
Bron: Fisconetplus, Beslissing nr. ET 104.382 van 13 mei 2011