Auteur: admin.btwlijn

Teruggaaf mogelijk van sinds 1 januari 2020 op psychotherapie afgedragen btw

Ingevolge een schorsing van de circulaire 2020/C/73 dd. 26.05.2020 (RvS dd. 04.12.2020) liet de fiscus weten dat beoefenaars van de psychotherapie die niet over een verworven recht beschikken zoals voorzien in de wet van 10 mei 2015, voortaan toch onder de btw-vrijstelling voor diensten inzake onderwijskeuze en gezinsvoorlichting vallen op voorwaarde dat ze het bewijs kunnen leveren van een relevante ervaring (FOD Financiën, bericht 15 januari 2021).
De minister bevestigde onder andere dat die vrijstelling ook geldt vanaf 1 januari 2020, dezelfde dag als waarop die vrijstelling ook van toepassing werd voor de klinische psychologen en de klinische orthopedagogen (vraag 55013295C dd. 10.03.2021).
In een mededeling laat de fiscus nu weten dat de btw-regeling en -verplichtingen van de betrokken personen moeten worden aangepast en dat de sinds 1 januari 2020 verrichte diensten die met btw werden belast, rechtgezet kunnen worden.

Overgang naar volledig vrijgestelde btw-plichtige zonder recht op aftrek
Btw-plichtigen met recht op aftrek, en die dus periodieke btw-aangiften indienen, die uitsluitend nog handelingen zullen verrichten die van btw zijn vrijgesteld door artikel 44 Wbtw en waarvoor ze geen recht op btw-aftrek hebben, moeten dit melden aan de fiscusmet het formulier 604C, tenzij het BE-btw-nummer behouden moet blijven omwille van intracommunautaire handelingen waarover ze zelf als afnemer gehouden zijn btw te voldoen (diensten in België belastbaar op basis van de B2B-hoofdregel door niet in België gevestigde dienstverrichters, intracommunautaire verwervingen met overschrijding van de aankoopdrempel van 11.200 euro of optie voor het belasten van de intracommunautaire verwerving voor de drempeloverschrijding) of die ze moeten opnemen in een intracommunautaire opgave. In dat geval moet het formulier 604B worden ingediend.
Bij een retroactieve toepassing van deze vrijstelling vanaf 1 januari 2020 moeten voormelde btw-plichtigen als datum van wijziging of stopzetting van de activiteiten, de 1ste van de maand die volgt op de periode waarop hun laatste periodieke btw-aangifte betrekking heeft, invullen. Het formulier 604B of 604C moet zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de maand na voormelde datum van uitwerking van de stopzetting of de wijziging ingediend worden.

Teruggaaf van de betaalde btw
Door de retroactieve toepassing van de vrijstelling vanaf 1 januari 2020, kunnen voormelde btw-plichtigen de sindsdien afgedragen btw terugvorderen. Voor de handelingen waarvoor een factuur werd uitgereikt, moeten zij een creditnota uitreiken aan hun afnemers waarop ze de vermelding ‘btw terug te storten aan de Staat in de mate waarin ze oorspronkelijk in aftrek werd gebracht’ moeten aanbrengen. De terug te vorderen btw wordt dan opgenomen in het rooster 64 van de periodieke btw-aangifte.
Voor de handelingen waarvoor geen factuur werd uitgereikt, gebeurt de terugvordering van de afgedragen btw via opname ervan in het rooster 62 van de periodieke btw-aangifte. De fiscus benadrukt dat dit bedrag steeds gerechtvaardigd moet kunnen worden, bijvoorbeeld door een samenvattende opgave met daarin de data van de diensten en de btw-bedragen die werden aangerekend en waarvan de teruggaaf wordt gevraagd. De mededeling vermeldt niet dat de btw-plichtige, om zijn teruggaaf te kunnen krijgen, deze btw aan zijn klanten moet terugbetalen (maar er staat ook niet in dat dit niet moet). Nochtans moet de btw-plichtige, volgens de btw-commentaar van de fiscus (versie 01.06.2020), dit in principe kunnen bewijzen. Misschien kan deze mededeling worden beschouwd als een officiële intrekking van dat administratieve standpunt?
Uiteraard moeten de btw-plichtigen die de btw-vrijstelling retroactief gaan toepassen, ook hun sinds 1 januari 2020 afgetrokken btw herzien. Wat de btw geheven van bedrijfsmiddelen betreft, zal die herziening in één keer voor de resterende herzieningstermijn (het jaar 2020 en verder) moeten worden doorgevoerd als de btw-plichtige een volledig door artikel 44 Wbtw vrijgestelde btw-plichtige is geworden. In het geval dat het bedrijfsmiddel slechts gedeeltelijk wordt bestemd voor de door artikel 44 Wbtw vrijgestelde handelingen, en deels voor handelingen met recht op btw-aftrek, zal de herziening jaarlijks moeten gebeuren, en dit  voor elk resterend jaar van de herzieningstermijn berekend op 1/5, 1/15 of 1/25 van de oorspronkelijke btw.
Volgens het bericht moeten de betrokken btw-plichtigen contact opnemen met het bevoegde KMO-centrum voor de concrete modaliteiten van deze regularisaties. Maar men doet er toch best aan die richtlijnen nog eens goed na te (laten) kijken.

FOD Financiën, bericht 22 maart 2021

Btw Onderlijnd nr. 15

Het nieuwe nummer van btw onderlijnd is nu beschikbaar onder de rubriek btw-info / publicaties, of klik hier.
In dit nummer:
| 6% voor verkoop heropgebouwde woning
| Op maat gemaakte kasten: 6% of 21% btw?
| Wist je nog dat?
| Telex

6% btw voor afbraak en heropbouw: circulaire gepubliceerd

Met de Programmawet van 20 december 2020 breidt de fiscus in 2021 en 2022 het verlaagd btw-tarief van 6% voor afbraak en heropbouw van privéwoningen uit (klik hier voor meer info). In een circulaire licht hij deze nieuwe regeling nu toe (circulaire 2021/C/18 dd. 25.02.2021). Hieronder een overzicht van de belangrijkste punten.

Afbraak en heroprichting voor een bouwheer (artikel 1quater, §§ 1 en 2 KB 20)
De fiscus bevestigt dat eerst en vooral de afbraak en heropbouw aan elkaar gekoppeld moeten zijn. Dat betekent dat de bouwheer de afbraak verricht (laat verrichten) met het oog op de wederopbouw, zonder dat een criterium wordt gesteld van tijdsverloop tussen afbraak en heropbouw (of omgekeerd).
In principe komt enkel volledige afbraak in aanmerking, en niet bv. de afbraak van enkele verdiepingen van een appartementsgebouw gevolgd door de heropbouw van enkele verdiepingen.
Bij verbouwingen kan het verlaagd tarief voor afbraak en heropbouw enkel van toepassing zijn als de 6% voor verbouwingen niet van toepassing is ingevolge de aard en de omvang van de afbraakwerken.
Wat afgebroken wordt moet significant zijn, desgevallend in verhouding met de opgerichte woningen. In principe is de afbraak van een woning, loods, fabriek, winkelruimte, … voldoende. Een duiventil, tuinhuis, schuilplaats voor dieren in een wei, … volstaat in principe niet. En of de omvang van het afgebroken gebouw betekenisvol is ten opzichte van wat wordt heropgebouwd, dat is en blijft een feitenkwestie. Dat is niet bij wet geregeld en de administratie mag geen normatieve criteria opleggen.
Voor de 50%-regel van toepassing bij de heroprichting op meerdere gronden wordt enkel de grondoppervlakte van het gelijkvloers van het gehele gebouw (niet per appartement) in aanmerking genomen.
Als na afbraak het perceel wordt verkaveld in meerdere loten, dan blijft het verlaagd btw-tarief in principe van toepassing. Maar de fiscus benadrukt hier zelf dat hij misbruik kan inroepen in het geval van een wanverhouding tussen het afgebroken gebouw en de heropgerichte woningen (feitenkwestie).
Wat het begrip enige woning betreft:

ook een naakte eigendom kan een ‘bezwarend’ bezit zijn;
een volle eigendom verkregen ingevolge erfenis is enkel ‘bezwarend’ bezit als die is verkregen uiterlijk op het tijdstip van de ingebruikneming van de heropgerichte woning;
bij afbraak en heroprichting in onverdeeldheid, andere dan tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden, moet deze voorwaarde per bouwheer bekeken worden – de aannemer kan zijn facturen splitsen per bouwheer en dan per bouwheer al of niet of het verlaagd btw-tarief toepassen. Let op, als de ene bouwheer wel en de andere niet in aanmerking komt voor het verlaagd btw-tarief, en alle werken worden aan die eerste gefactureerd, dan kan de fiscus misbruik inroepen;
caravans of andere goederen die door Administratie Patrimoniumdocumentatie niet worden beschouwd als een onroerend goed waaraan een KI wordt toegekend,  zijn geen ‘bezwarend’ bezit;
als twee bouwheren, waarvan de ene wel en de andere omwille van een ‘bezwarend’ bezit niet in aanmerking kwam voor het verlaagd btw-tarief bij afbraak en heroprichting van hun woning, nadien huwen of wettelijk gaan samenwonen, dan moet diegene die wel het verlaagd tarief heeft genoten, geen terugstorting doen.

Het in gebruik nemen van de woning en zich er domiciliëren moet gebeuren van zodra de woning is opgericht en geschikt is voor gebruik.
In geval de heropgerichte woning wordt verhuurd aan of via een sociaal verhuurkantoor, dan moet de minimumverhuurtermijn van 15 jaar in de huurovereenkomst of het beheersmandaat opgenomen worden (veel van die contracten worden vandaag aangegaan voor 9 jaar). De verhuur of het beheersmandaat kan onder bepaalde voorwaarden aan een ander sociaal verhuurkantoor overgedragen worden zonder het btw-voordeel van het verlaagd btw-tarief te verliezen.

Verkopen van een na afbraak heropgerichte woning (artikel 1quater, § 3 KB 20)
De fiscus bevestigt nogmaals dat voor het verlaagd btw-tarief in principe enkel de projecten in aanmerking komen die vanaf de afbraak tot de verkoop door dezelfde btw-plichtige worden uitgevoerd.
Als er in hoofde van de grondeigenaar op de afbraak btw opeisbaar is geworden voor 01.01.2021 en de heropbouw gebeurt door een andere onderneming, dan bevestigt de fiscus de tolerantie uit nr. B 8 van de FAQ dat voormelde voorwaarde geacht wordt vervuld te zijn als:

eenheid van project kan worden aangetoond, en
beide partijen verbonden zijn in de zin van artikel 1:20 WVV

Voormelde tolerantie geldt zowel bij een zakelijk recht op de grond ten gunste van de bouwpromotor als bij de verkoop van de grond aan bouwpromotor.
De tolerantie wordt blijkbaar dus niet uitgebreid naar de gevallen van niet-verbonden ondernemingen.

De in te dienen verklaringen
Eerst en vooral stelt de fiscus dat enkel een kopie van de omgevingsvergunning meegestuurd moet worden. De andere stukken, zoals contracten en akten, moeten enkel ter beschikking gehouden worden van de administratie.
Omdat het momenteel niet mogelijk is het bewijs van de indiening van de verklaringen ter beschikking te stellen via MyMinfin, moeten (voorlopig) tot 31 maart 2021 enkel de facturen, en niet de verkoopovereenkomsten of de authentieke akten, de inhoud van die verklaring bevatten.
En voor de gevallen waar de gestelde voorwaarden in hoofde van de bouwheer/koper niet langer vervuld zijn, en daarvan binnen de drie maanden melding van moet worden gedaan, zal de fiscus voorzien in de formulieren 111/1B, 111/2B en 111/3B op MyMinfin.
 
Fisconetplus, circulaire 2021/C/18, 25 februari 2021

Verlaging nalatigheidsinteresten en minimumdrempel teruggaaf btw-tegoed – afschaffing decembervoorschot

Minister Van Peteghem neemt fiscale steunmaatregelen voor gezinnen en ondernemers. Voor btw zullen de volgende wijzigingen doorgevoerd worden.

Nalatigheidsinteresten
Vanaf het tweede kwartaal 2021 zullen de nalatigheids- en moratoriuminteresten inzake btw, die momenteel kunnen oplopen tot 9,6% op jaarbasis en dus een onevenredige impact kunnen hebben op onze ondernemingen, gelijk geschaald worden met die welke inzake de inkomstenbelastingen van toepassing zijn.

Verlaging minimumbedrag voor teruggaaf btw-tegoed
Als voor een bepaalde aangifteperiode de aftrekbare btw de verschuldigde btw overtreft, wordt dat saldo in het voordeel van de btw-plichtige automatisch naar het volgende tijdvak (aangifteperiode) overgedragen (art. 47, 2de  lid Wbtw en art. 81, § 1 KB nr. 4). Dat bedrag wordt dan als een tegoed op de fiscus ingeschreven op de btw-rekening-courant van de btw-plichtige (waar het eventueel verrekend wordt met een andere nog openstaande btw-schuld).
In principe is voorzien dat deze tegoeden bij het einde van het kalenderjaar, op uitdrukkelijk verzoek van de btw-plichtige, terugbetaald worden binnen de drie maanden na het verstrijken van het kalenderjaar (art. 76, § 1, 1ste lid Wbtw). Maar de wet voorziet ook dat btw-tegoeden vroeger terugbetaald kunnen worden (art. 76, § 1, 3de lid Wbtw en art. 8, § 2 KB nr. 4). Die maatregel houdt in dat btw-plichtigen elk kwartaal hun btw-tegoed kunnen terugvragen (los van de bijzondere vergunning voor maandelijkse btw-teruggaaf), als dat tegoed minstens gelijk is aan:

245 euro voor zover het gaat om een tegoed na het laatste aangiftetijdvak (december of 4de kwartaal);
615 euro voor tegoeden van kwartaalindieners na het 1ste, 2de of 3de kwartaal;
1.485 euro voor tegoeden van maandindieners na het 1ste, 2de of 3de kwartaal.

Voor maandaangevers met een vergunning maandelijkse teruggaaf en starters geldt dat zij hun btw-tegoed in elke maandaangifte kunnen terugvragen als dit tegoed minstens 245 euro bedraagt.
Buitenlandse btw-plichtigen kunnen ook teruggaaf krijgen van Belgische btw. Voor hen moet het tegoed minstens 50 euro bedragen als de teruggaaf betrekking heeft op een heel kalenderjaar of de restant van een kalenderjaar. Tussentijds kunnen zij ook al Belgische btw terugkrijgen als het tegoed minstens 400 euro bedraagt (artikel 11, § 2 KB 56).
De minimumbedragen om teruggaaf van het btw-tegoed te kunnen krijgen, liggen voor buitenlandse btw-plichtigen dus lager dan die voor Belgische btw-plichtigen.
Om deze gelijk te schakelen heeft de minister beslist voormelde minima voor Belgische btw-plichtigen te herleiden naar het niveau van de minima die gelden voor buitenlandse btw-plichtigen.
Zo wordt voor Belgische btw-plichtigen 50 euro het maandelijkse en jaarlijkse drempelbedrag om teruggaaf te kunnen krijgen van het btw-tegoed, het driemaandelijkse drempelbedrag wordt 400 euro.

Afschaffing decembervoorschot
Het decembervoorschot zal structureel worden afgeschaft. Voor 2020 gebeurde dit al eenmalig ingevolge de coronacrisis.

Btw Onderlijnd nr. 14

Het nieuwe nummer van btw onderlijnd is nu beschikbaar onder de rubriek btw-info / publicaties, of klik hier.
In dit nummer:
| Btw-vrijstelling voor psychotherapeuten
| Eenmalig 35% aftrek voor auto’s in 2020
| Verlenging btw-verlaging mondmaskers en hydroalcoholische gels
| Wist je nog dat?
| Telex 

Ontvangen subsidies die doorgestort moeten worden hebben geen impact op de btw-aftrek

Een gedeeltelijke btw-plichtige die voor zijn handelingen buiten de toepassing van de btw subsidies ontvangt van verschillende openbare lichamen, moet voor zijn btw-aftrek op de kosten gemaakt voor zowel de belaste als de activiteit buiten btw, gebruik maken van een verhoudingsgetal met in de teller het totaal van de aan btw onderworpen opbrengsten en in de noemer de totale omzet, met inbegrip van de ontvangen subsidies.
De subsidies die de btw-plichtige ontvangt maar die niet voor hem bestemd zijn en die hij moet doorstorten aan andere economische operatoren, inzonderheid onder de vorm van beurzen, worden niet in de noemer van het verhoudingsgetal opgenomen.
Fisconetplus, voorafgaande beslissing nr. 2020.2221, 12 januari 2021

6% voor verbouwing villa tot appartementen en ook voor de erbij horende gemeenschappelijke delen gelegen in andere nieuwbouw

Voor de verbouwing van een villa tot appartementen (blok A) beslist de rulingcommissie dat het wel degelijk om een verbouwing gaat waarop het verlaagd btw-tarief van 6% van toepassing kan zijn. Uit de plannen blijkt dat de uit te voeren werken in hoofdzaak zullen steunen op de oude dragende muren en, meer in het algemeen, op de wezenlijke structuur van het bestaande gebouw. Het volume wordt niet uitgebreid. De vervanging van de vloeren op de 1ste en de 2de verdieping gebeurt met behoud van dezelfde plafondhoogtes als de oorspronkelijke constructie. En de toegang tot de verdiepingen van de villa verlopen via een andere blok (nieuwbouw) zodat in de villa zelf geen nieuwe trappenhuizen en liften nodig zijn. Het enige wat wordt toegevoegd zijn terrassen.
De werken aan de gemeenschappelijke delen in blok A die deels bij de appartementen van de andere blok horen, komen enkel voor het verlaagd tarief in aanmerking in de mate dat ze betrekking hebben op de appartementen in blok A. Hetzelfde geldt voor de gemeenschappelijke delen in blok B (nieuwbouw) die deels bij de appartementen van blok A behoren.
Voor de volgende werken wordt het verlaagd btw-tarief niet toegestaan: tuin, de parkeerplaatsen tegenover de villa en de toegangswegen ernaar, omliggende muur en poorten.

Fisconetplus, voorafgaande beslissing nr. 2020.2181, 12 januari 2021

Onderschoeiingen kunnen als afbraakwerken worden beschouwd

Voor de sloop en heropbouw van een woning in Hasselt, dient de bouwheer op 4 augustus 2016 een verklaring in voor de toepassing van het verlaagd btw-tarief van 6% conform rubriek XXXVII van de tabel A van de bijlage bij KB 20​. Dat verlaagd btw-tarief geldt enkel voor de werken die aan de bouwheer worden gefactureerd. Volgens de fiscus heeft de betrokken bouwheer enkel heropgebouwd omdat het oude gebouw al bijna volledig was afgebroken op het moment dat hij de grond aankocht. Hiervoor verwijst de fiscus naar een in 2013 aan de verkopers afgeleverde vergunning voor het splitsen van de grond waarin eveneens de afbraak van het oude gebouw was opgenomen. Daarbij werd gespecificeerd dat de woning afgebroken moest zijn vooraleer de loten verkocht mochten worden. En in de verkavelingsakte van 24 oktober 2014 werd het te verkavelen goed omschreven als ‘een gesloopte woning op en met grond en achterliggende grond’. In de notariële verkoopakte van 9 oktober 2015 wordt het verkochte goed omschreven als ‘een perceel bouwgrond’.
De bouwheer vindt dat hij wel in aanmerking voor dit verlaagd btw-tarief omdat hij ook nog verdere afbraakwerken van het oude gebouw liet uitvoeren. Daarvoor verwijst hij naar drie facturen voor in totaal 4.178 euro (excl. btw) waarbij de kosten werden gefactureerd voor de uitgraving en afvoering van funderingsrestanten, het afbreken van een scheidingsmuur en afbraak- en opruimingswerken met minigraver. En volgens de bouwheer zouden ook de onderbouwwerken (voor een bedrag van 43.368,09 euro excl. btw) als afbraakwerken moeten worden beschouwd.
Dat de koper zelf nog afbraakwerken heeft laten uitvoeren, kan volgens het hof niet betwist worden. Maar is de omvang van die werken wel voldoende? De bouwheer verwijst naar de voorafgaande beslissing 2016.023 van 31 mei 2016 waarin de rulingcommissie aanvaardt dat het verlaagd btw-tarief ook van toepassing kan zijn in het geval de afbraak betrekking heeft op een ondergronds gebouw met significante omvang. Bij haar beoordeling vergeleek de rulingcommissie de kostprijs van de nog uit te voeren afbraakwerken met de kostprijs van de vroeger reeds uitgevoerde werken.
Wat de onderbouw of -schoeiingswerken betreft, een stabilisatietechniek waarbij bestaande funderingen en scheidingsmuren onderbouwd en verdiept worden ter stabilisatie van scheidingsmuren wanneer de fundamenten van de bestaande gebouwen ontoereikend zijn en om grondverzakkingen te vermijden, is het hof van oordeel dat deze noodzakelijk zijn ingevolge de afbraak (om de stabiliteit van de aangrenzende woningen te garanderen en grondverzakkingen ten gevolge van de afbraak te vermijden). Zelfs zonder heropbouw van de woning zouden die werken noodzakelijk geweest zijn. Dus ook deze kosten tellen mee als onderdeel van de kostprijs van de afbraakwerken.
De kosten voor de afbraak in hoofde van de koper bedragen zo in totaal 47.546,09 euro terwijl de afbraakkosten van de verkoper 6.500 EUR bedroegen. De koper heeft dan ook recht op de toepassing van het verlaagd btw-tarief.

HvB Antwerpen, rolnr. 2019/AR/360, 8 december 2020

Foornijveraars: nihilaangifte 4de kwartaal 2020

Voor de btw-aangifte van het vierde kwartaal 2020 kregen wij verschillende vragen of er ook een aanpassing zou komen voor de forfaitaire regeling voor foornijveraars. Daarop hebben wij deze problematiek aangekaart bij de centrale diensten van de btw-administratie.
Die heeft vandaag laten weten dat foornijveraars voor het vierde kwartaal 2020 een nihilaangifte mogen indienen. 
De btw-aangifte die voor het vierde kwartaal 2020 al ingediend zou zijn, kan via Intervat alsnog aangepast worden door een verbeterende aangifte in te dienen die de vorige vervangt. Men kan er ook voor kiezen een correctie door te voeren in de volgende btw-aangifte.

​FOD Financiën, bericht 28 januari 2021​

Gemengd gebruikte voertuigen: forfait 35% kan eenmalig toegepast worden voor 2020

Sedert 1 januari 2013 (voor onroerende goederen sinds 2011) moeten btw-plichtigen ook de btw-aftrek op bedrijfsmiddelen steeds beperken in de mate dat deze gebruikt worden voor zowel beroeps- als voor andere doeleinden (artikel 45, § 1quinquies Wbtw). Vóór 2013 gaf het privégebruik van het bedrijfsmiddel in principe geen aanleiding tot een beperking van de btw-aftrek, maar wel tot een btw-heffing op het privégebruik (artikel 19, § 1 Wbtw oud).
In zijn circulaire nr. 36 dd. 23.11.2015 coördineert de fiscus zowel de oude, als gewijzigde en nieuwe standpunten over de btw-aftrek op gemengd gebruikte goederen en diensten. Voor een reeks van specifiek opgesomde voertuigen (waaronder de personenwagens bedoeld onder de 50%-aftrekbeperking voorzien in artikel 45, § 2 Wbtw) die zowel voor beroeps- als voor privédoeleinden worden gebruikt, voorziet de fiscus in drie methoden waaruit de btw-plichtige kan kiezen om het beroepsgebruik ervan vast te stellen:

rittenadministratie;
semi-forfaitaire formule;
de forfait van 35%.

Voor elk voertuig kan de btw-plichtige in principe kiezen of hij het beroepsgebruik ervan vaststelt volgens een behoorlijk gehouden rittenadministratie, dan wel volgens de semi-forfaitaire formule die onder meer rekening houdt met de afstand tussen de woon- en de werkplaats en 200 forfaitair vastgestelde dagen van woon-werkverplaatsing. Kiest de btw-plichtige om het beroepsgebruik forfaitair vast te stellen op 35%, dan moet hij dit forfait toepassen op alle gemengd gebruikte vervoermiddelen die in voormelde lijst zijn opgesomd. Dezelfde btw-plichtige kan dus niet voor de ene gemengd gebruikte personenwagen het forfait van 35% toepassen en voor een andere gemengd gebruikte personenwagen de semi-forfaitaire formule.
Ingevolge de lockdown door de coronacrisis en het door de overheid in een zo groot mogelijke mate verplichte thuiswerk, worden heel wat firmawagens veel minder gebruikt dan voorheen. Dat kan nadelig zijn voor de btw-aftrek die berekend wordt op basis van de semi-forfaitaire formule. Omdat in die methode het privégebruik forfaitair wordt vastgesteld, zal het beroepsgebruik alleen maar afnemen als er met het voertuig minder kilometers worden gereden.
Op de vraag of de minister het forfaitair vastgestelde aantal dagen van woon-werkverplaatsing wil verminderen voor 2020, of elke btw-plichtige wil toelaten om in die semi-forfaitaire formule het forfait van 200 dagen te vervangen door het aantal werkelijke dagen waar op verplaatsing werd gewerkt, antwoordt hij negatief. Omwille van de uiteenlopende situaties met telewerk en tijdelijke werkloosheid en met personen met een essentieel beroep die zijn blijven werken, is het volgens hem niet vanzelfsprekend die semi-forfaitaire formule eenvormig voor alle werknemers aan te passen. Een individuele aanpassing op grond van het aantal gewerkte dagen op de plaats van tewerkstelling zou dan weer leiden tot bijkomende administratieve lasten voor de btw-plichtigen.
Op de vraag of het forfait van 35% voor het jaar 2020 eenmalig kan worden toegepast los van de andere voormelde voorwaarden voor de toepassing ervan, antwoordt de minister positief. Btw-plichtigen die voor een of meer gemengd gebruikte vervoermiddelen het beroepsgebruik ervan berekenen op basis van de semi-forfaitaire formule, zullen bijgevolg voor 2020 de btw-aftrek op dat voertuig toch kunnen berekenen op basis van het forfait van 35%, zonder dat ze verplicht zijn dit forfait toe te passen voor al hun gemengd gebruikte vervoermiddelen. En voor 2021 zullen ze opnieuw de semi-forfaitaire formule kunnen toepassen. Zo zal een btw-plichtige in 2020 bijvoorbeeld voor het ene gemengd gebruikte voertuig het forfait van 35% kunnen toepassen terwijl hij voor een ander gemengd gebruikt voertuig de semi-forfaitaire formule toepast.

Cijfervoorbeeld
Een btw-plichtige heeft in 2019 een personenwagen aangekocht voor 40.000 euro + 8.400 euro btw. Omdat de zaakvoerder of een personeelslid het voertuig ook gratis mag gebruiken voor privédoeleinden, moet de btw-aftrek, naast de beperking tot maximum 50% ingevolge artikel 45, § 2 Wbtw, beperkt worden tot het beroepsgebruik als dit minder bedraagt dan 50%.

Zaakvoerder
De zaakvoerder woont ook op de zetel van de bedrijfsuitoefening. Het beroepsgebruik wordt berekend op basis van de semi-forfaitaire formule: 100 – [(0 x 2 x 200 + 6.000)/aantal gereden kilometers] x 100. Stel dat de zaakvoerder jaarlijks 20.000 kilometer rijdt, dan is het beroepsgebruik 70%: 100 – [6.000/20.000] x 100. Er werd op de aankoop in 2019 bijgevolg 50% (max. btw-aftrek), zijnde 4.200 euro btw afgetrokken.
Ingevolge de coronacrisis werd in 2020 met het voertuig slechts 8.000 kilometer gereden. Het beroepsgebruik is dan volgens de semi-forfaitaire formule 25%: 100 – [6.000/8.000] x 100. Dus moet de btw-plichtige in principe in zijn aangifte van het eerste kwartaal 2021 een herziening doorvoeren ten voordele van de fiscus voor een bedrag van 420 euro [(8.400/5) x (50%-25%)]. Past de btw-plichtige ingevolge het antwoord van de minister voor het jaar 2020 eenmalig de forfaitaire methode toe, dan bedraagt die herziening maar 252 euro [(8.400/5) x (50%-35%)]. Die 35% moet dan voor het jaar 2020 uiteraard ook worden toegepast voor de btw-aftrek op de kosten met betrekking tot dit voertuig (brandstof, onderhoud, enzovoort). Voor het jaar 2021 zal de btw-plichtige opnieuw de semi-forfaitaire formule kunnen toepassen.
 
Werknemer
De werknemer woont op 65 kilometer van de werkplaats. Het beroepsgebruik wordt berekend op basis van de semi-forfaitaire formule: 100 – [(65 x 2 x 200 + 6.000)/aantal gereden kilometers] x 100. Stel dat de werknemer jaarlijks 50.000 kilometer rijdt, dan is het beroepsgebruik 48%: 100 – (26.000/50.000] x 100. Er werd in 2019 bijgevolg 48% (50% max. btw-aftrek vermindert tot het beroepsgebruik), zijnde 4.032 euro btw afgetrokken.
Ingevolge de coronacrisis werd in 2020 met het voertuig slechts 26.000 kilometer gereden. Het beroepsgebruik is dan volgens de semi-forfaitaire formule 0%: 100 – [26.000/26.000] x 100. Dus moet de btw-plichtige in principe in zijn aangifte van het eerste kwartaal 2021 een herziening doorvoeren ten voordele van de fiscus voor een bedrag van 806,40 euro [(8.400/5) x (48%-0%)]. Past de btw-plichtige ingevolge het antwoord van de minister voor het jaar 2020 eenmalig de forfaitaire methode toe, dan bedraagt die herziening maar 218,40 euro [(8.400/5) x (48%-35%)]. Die 35% kan dan voor het jaar 2020 uiteraard ook worden toegepast voor de btw-aftrek op de kosten met betrekking tot dit voertuig (brandstof, onderhoud, enzovoort). Voor het jaar 2021 zal opnieuw de semi-forfaitaire formule toegepast kunnen worden.

Kamercommissie Financiën 2020-2021, COM 330, vraag 55012203C, J. Donné, 13 januari 2021

Minister bevestigt nogmaals dat de fiscus belastingteruggaven mag aanwenden voor btw-schulden waarvoor een afbetalingsplan is toegekend

De minister bevestigt nogmaals dat de fiscus kan beslissen om een aanwending zonder formaliteiten door te voeren van een belastingtegoed voor een btw-plichtige die ook een afbetalingsplan heeft lopen voor een andere schuld. Een toegekende afbetalingsplan houdt maximaal rekening met al vastgestelde, maar nog niet terugbetaalde teruggaven.
Voormelde aanwendingen zonder formaliteiten zijn het voorwerp  van een zorgvuldig onderzoek met oog voor voldoende financiële ruimte voor het bedrijf in de crisis.

Kamercommissie Financiën, COM 330, vraag 55012214C, J. Donné, 13 januari 2021

Minister verduidelijkt hoofdzakelijkheidscriterium gebruik voor vrijgesteld onderwijs

Met ingang van 1 januari 2016 verlaagde de wetgever het btw-tarief voor handelingen  met betrekking tot schoolgebouwen naar 6% (KB van 14 december 2015, B.S. 15 december 2015). De fiscus licht deze regeling toe in zijn circulaire 2018/C/6 dd. 18.01.2018. Zo aanvaardt de fiscus dat het verlaagd btw-tarief ook van toepassing is als het gebouw niet uitsluitend maar hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het verstrekken van door artikel 44 Wbtw vrijgesteld onderwijs of leerlingenbegeleiding. De minister verduidelijkt dat voor de beoordeling van dit hoofdzakelijkheidscriterium voor schoolgebouwen gebruik wordt gemaakt van een breuk met in de teller het gebruik tijdens de reguliere schooluren en met in de noemer het geheel aantal uren dat het gebouw wordt gebruikt (met inbegrip van de uren dat het gebouw ter beschikking wordt gesteld van derden).

Vr. & Antw. Kamer, 2020-2021, 55-030, 9 december 2020, vraag 53, L. Dierick, 5 november 2020