Auteur: Jurgen Opreel

Ontwerp programmawet ingediend

De regering heeft op 27 mei 2025 in de Kamer het ontwerp van programmawet ingediend. Voor btw bevat die de volgende maatregelen:

  • uitsluiting van het verlaagd btw-tarief van 6% voor onroerende handelingen aan woningen van minstens 10 jaar oud van zowel de levering als de aanhechting aan een gebouw van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van het specifieke gedeelte van een installatie voor centrale verwarming die werkt op fossiele brandstoffen;
  • de herinvoering van het verlaagd btw-tarief van 6% voor de verkopen van na afbraak heropgerichte woningen die:
    • de koper natuurlijke persoon de woning als enige woning en hoofdzakelijk als eigen woning met domicilie gebruikt en die een bewoonbare oppervlakte hebben van niet meer dan 175 m²;
    • de koper op lange termijn verhuurt aan of via (een beheersmandaat) een sociaal verhuurkantoor dan wel aan een door de bevoegde overheid inzake sociaal huisvestingsbeleid erkende maatschappij voor sociale huisvesting of andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon met sociaal oogmerk;
    • de koper op lange termijn rechtstreeks verhuurt aan particulieren die zich er domiciliëren en die een bewoonbare oppervlakte hebben van niet meer dan 175 m²;
  • de afschaffing van de rubriek VIII (brandstoffen) van de tabel B van de bijlage bij KB 20, wat betekent dat het btw-tarief van 12% verhoogt naar 21% voor de volgende goederen:
    • steenkool en van steenkool vervaardigde vaste brandstoffen;
    • bruinkool en geperste bruinkool, met uitzondering van git;
    • cokes en halfcokes van steenkool, van bruinkool of van turf;
    • niet-gecalcineerde petroleumcokes, als brandstof gebruikt.

Bovenstaande maatregelen zouden ingaan op 1 juli 2025. De regering heeft dan ook de hoogdringendheid gevraagd voor de behandeling van het ontwerp van programmawet.

Het retroactief afschaffen van de verlenging van 7 naar 10 jaar voor de verjaring ingeval van fraude, werd uit het ontwerp van de programmawet gehaald en is opgenomen in een voorontwerp van wet houdende diverse btw-bepalingen.

De Kamer, document 56K0909 dd. 27.05.2025


Klantenseminarie mei 2025

Beste abonnees,

Jullie kunnen nu inschrijven voor ons klantenseminarie van mei 2025. Dat gaat door op de volgende tijdstippen en locaties:

  • maandag 26 mei 2025 van 16h tot 19h in Langdorp – Sparrenhof (Elsleukenstraat 28)
  • dinsdag 27 mei 2025 van 16h tot 19h in Gent – Restaurant Lodos (Heerweg-Noord 2)
  • woensdag 28 mei 2025 van 16h tot 19h in Malle – Café De Trappisten (Antwerpsesteenweg 487) – het aantal deelnemers is beperkt tot 45; van zodra volzet zal een tweede sessie in Malle ingericht worden op donderdag 5 juni

Tijdens het seminarie worden onder meer behandeld:

  • stand van zaken over de btw-ketting;
  • de btw-maatregelen uit het regeerakkoord;
  • de mogelijkheid om bijvoorbeeld na controle ingevorderde btw toch nog af te trekken buiten de 3-jarige vervaltermijn;
  • belangrijke rechtspraak;

Zoals steeds is het klantenseminarie gratis voor één persoon per abonnee. Bijkomende inschrijvingen aan 75 euro per persoon, exclusief btw. Voor de opleiding worden ITAA-attesten uitgereikt.

Klik hier voor het inschrijvingsformulier en tot binnenkort op één van de locaties.

Uitstel voor meedelen bijkomende gegevens over verhoudingsgetal of werkelijk gebruik

De fiscus bevestigt wat we eerder al aankondigden, namelijk ook voor dit jaar een uitstel van de verplichting voor gemengde en gedeeltelijke btw-plichtigen om gedetailleerde informatie te bezorgen over hun btw-aftrek. In principe moeten deze btw-plichtigen bij hun btw-aangifte van het eerste kwartaal of één van de eerste drie maanden van 2025 die detailinformatie meedelen, gebaseerd op de cijfers van 2024. Voor gedeeltelijke btw-plichtigen geldt deze verplichting enkel als het om grote ondernemingen gaat.

De fiscus laat nu weten dat deze info maar moet worden opgenomen in de btw-aangifte van het tweede kwartaal 2025 of die van juni 2025. En ingevolge de zomerregeling betekent dit dat de betrokken btw-plichtigen tot 8 augustus 2025 hebben om deze info mee te delen.

Ter herinnering, die bijkomende info betreft het verhoudingsgetal, of bij toepassing van het werkelijk gebruik, de procentuele toewijzing van de aangerekende btw aan:

  • de kosten voor de activiteiten waarvoor recht op aftrek bestaat;
  • de kosten voor de activiteiten waarvoor geen recht op aftrek bestaat;
  • de gemengde kosten.

Daarnaast moet(en) bij het werkelijk gebruik ook het (de) bijzondere verhoudingsgetal(len) meegedeeld worden.

Btw-plichtigen die het werkelijk gebruik toepassen, mogen bovendien deze bijkomende info baseren op een raming. Pas bij de aangifte van het derde kwartaal 2025 (in te dienen uiterlijk op 25 oktober 2025) of die van november 2025 (in te dienen uiterlijk op 22 december 2025) moeten zij die detailinfo geven op basis van de definitieve cijfers van 2024.


FOD Financiën, nieuwsbericht, 4 april 2025

Forfait caféhouders: oude forfaits mogen voorlopig verder toegepast worden

Op 18 oktober 2024 vernietigde de Raad van State (arrest nr. 261.103) het koninklijk besluit nr. 2bis van 15 mei 2022 tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de btw voor caféhouders en kleine caféhouders in de mate dat het niet voldoet aan de artikelen 7 en 8 van het KB nr. 2. De reden hiervoor is technisch van aard.

Voor de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor de jaren 2020 tot en met 2024, komt er een nieuw overleg met de bedrijfsgroeperingen van die sectoren die eraan wensen deel te nemen. Zij moeten vóór 1 juni 2025 aan de administratie de gedetailleerde en becijferde elementen verschaffen die nodig zijn voor het vaststellen van deze forfaitaire grondslagen. Het is dus de bedoeling dat deze uitzonderlijke raadpleging voor de jaren 2020 tot en met 2024 eindigt op 31 mei 2025, voor elk van de jaren afzonderlijk.

De fiscus laat weten dat in afwachting hiervan de betrokken (kleine) caféhouders de forfaitaire btw-grondslagen verder kunnen toepassen zoals ze opgenomen waren in het vernietigde KB 2bis en haar bijlagen. Ze zullen toch gehouden zijn tot eventuele regularisaties in min of in meer bij de publicatie van het nieuwe koninklijk besluit.


FOD Financiën, nieuwsbericht, 11 april 2025

SME-module voor grensoverschrijdende vrijstelling zal beschikbaar zijn vanaf 15 april 2025

Sinds 1 januari 2025 kunnen in België gevestigde btw-plichtigen, onder de geldende voorwaarden, de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen ook toepassen in andere lidstaten die deze regeling hebben ingevoerd (SME-regeling). Daarvoor moeten zij zich wel registreren via een module in Intervat. Die module is nog ontwikkeling. In principe zou ze beschikbaar zijn vanaf 3 maart 2025 maar de fiscus heeft laten weten dat die datum wordt uitgesteld naar 15 april 2025.

Belgische btw-plichtigen die deze vrijstellingsregeling nu al in een andere lidstaat willen toepassen, zullen zich rechtstreeks tot de belastingadministratie van die lidstaat moeten richten.


FOD Financiën, nieuwsbericht, 26 februari 2025

Grondwettelijk Hof ziet geen probleem in afschaffing verlaagde btw voor verkopen van na afbraak heropgerichte woningen

Vanaf 2024 is het verlaagd btw-tarief van 6% niet langer van toepassing voor de verkoop van na afbraak heropgerichte woningen die aan de zogenaamde sociale voorwaarden voldoen. De fiscus voorzag voor projecten waarbij de omgevingsvergunning uiterlijk 30 juni 2023 was aangevraagd, in een overgangsregeling die ondertussen is verlengd tot 30 juni 2025.

Aan het Grondwettelijk Hof werd gevraagd of het belasten met 21% btw van de verkoop van na afbraak heropgerichte woningen die aan de sociale voorwaarden voldoen, geen schending inhoudt van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in vergelijking met het geval waar bouwheren woningen die aan diezelfde sociale voorwaarden voldoen, aan 6% btw kan laten afbreken en heropbouwen.

Volgens het Hof zijn enerzijds die verkoop en anderzijds het geval waarin een bouwheer zelf in eigen opdracht een huis laat bouwen, geen soortgelijke handelingen. Noch discrimineert die nieuwe regeling de bouwpromotoren (die de woningen verkopen) ten opzichte van aannemers (die de werken voor de bouwheer uitvoeren). Het verschil in behandeling tussen die twee categorieën van btw-plichtigen is volgens het Hof voldoende gerechtvaardigd.

Ook al is dit arrest minder goed nieuws voor de bouwpromotoren, de 6% btw op de verkoop van na afbraak heropgerichte woningen zal binnenkort zijn herintrede maken. Dat plan is namelijk opgenomen in het recente regeerakkoord. Daarbij is het wel de bedoeling de maximum oppervlakte te beperken tot 175 vierkante meter (i.p.v. 200).


Gr. Hof, arrest 30/2025, 20 februari 2025

Problemen bij aanvraag tot terugbetaling btw-tegoeden van januari 2025

Met ingang van 1 januari 2025 treedt gefaseerd de nieuwe btw-ketting in werking. Een van de nieuwe maatregelen is dat de aanvraag via de btw-aangifte van de terugbetaling van een btw-tegoed enkel betrekking heeft op het tegoed van die aangifte (rooster 72). 

Omdat een btw-tegoed maar terugbetaald wordt als het minstens 50 euro bedraagt, voorziet de fiscus in een nieuwe validatieregel in Intervat dat de aanvraag tot terugbetaling niet kan worden aangevinkt als er in het rooster 72 niets of een bedrag van minder dan 50 euro is vermeld.

Tot 30 september 2025 geldt er echter een overgangsregeling waarbij de aanvraag in de btw-aangifte tot terugbetaling van het btw-tegoed nog steeds betrekking heeft op het volledige tegoed op de btw-rekening-courant.

Maar de fiscus had voormelde validatieregel al geactiveerd in Intervat waardoor btw-plichtigen de aanvraag tot terugbetaling van het tegoed op hun btw-rekening-courant niet konden aanvinken als er in het rooster 72 niets of een bedrag van minder dan 50 euro is vermeld.

De fiscus heeft laten weten dat voormelde validatieregel ondertussen werd gedeactiveerd. Btw-plichtigen die hun maandaangifte met betrekking tot de handelingen van januari 2025 al hebben ingediend zonder de aanvraag tot terugbetaling van hun btw-tegoed te hebben kunnen aanvinken, kunnen die aangifte ofwel nog wijzigen tot en met 20 februari 2025 (verbeterende btw-aangifte), ofwel gebruik maken van de mogelijkheid om teruggaaf te vragen buiten de aangifte (schrijven naar het bevoegde btw-kantoor).


FOD Financiën, nieuwsbericht, 18 februari 2025

Digitalisering certificaat btw-vrijstelling voor diplomatieke en consulaire betrekkingen, internationale organisaties en dergelijke

Artikel 151 van de btw-richtlijn voorziet onder bepaalde voorwaarden in een btw-vrijstelling voor onder meer goederenleveringen en diensten in het kader van diplomatieke en consulaire betrekkingen of aan bepaalde internationale organisaties.

Om die vrijstelling vandaag in België toe te passen, moet er gebruik gemaakt worden van een ‘vrijstellingsdocument’. Dat kan naargelang het geval gaan om een e-certificaat, een document 450 of een certificaat 151 (Europese certificaat voor vrijstelling van btw en accijnzen). In bijzondere gevallen kan gebruik gemaakt worden van een vergunning voor ontheffing van visum, of voor bepaalde Europese instellingen een bestelbon of een specifieke vermelding in het contract.

Bij het certificaat 151 of het document 450 gaat het vandaag nog steeds om papieren documenten. De Europese Raad heeft op haar vergadering van 18 februari 2025 een voorstel van richtlijn (document 16628/24) en een voorstel van uitvoeringsverordening (document 16629/24) aangenomen die deze procedure digitaliseren. Tegelijk werd ook de bijlage met het model van het papieren certificaat 151 geactualiseerd.

De nieuwe procedure komt er kort gezegd op neer dat de afnemer van de vrijgestelde goederenlevering of dienstverrichting (de ‘begunstigde instelling of persoon’) het certificaat afgeeft en het samen met de lidstaat van ontvangst (de lidstaat waar de vrijstelling wordt toegepast) ondertekent langs elektronische weg. De begunstigde die het certificaat voor de btw-vrijstelling ondertekent, zal zelf steeds aansprakelijkheid zijn voor de btw die op de goederenlevering of dienst verschuldigd is als zou blijken dat toch niet aan alle voorwaarden voor die vrijstelling is voldaan.

De technische details en specificaties met betrekking tot het elektronische formaat van het certificaat en de verwerking ervan zullen nog door de Commissie ter beschikking gesteld worden. De Commissie zal ook de ontwikkeling, het onderhoud, de hosting en het technische beheer uitvoeren van het centrale IT-systeem voor de opslag en verwerking van de elektronische certificaten.

Uiterlijk 30 juni 2031 moeten de lidstaten aan deze nieuwe regeling voldoen, maar voor handelingen verricht tot en met 30 juni 2032 kunnen de lidstaten nog gebruik blijven maken van een papieren versie van het certificaat 151, of een door hun gebruikte papieren versie van een ander document of een ander elektronisch systeem (overgangsregeling).

Fiscus past ten onrechte nalatigheidsinteresten toe

Sinds 1 januari 2025 treedt gefaseerd de nieuwe btw-ketting in werking. In principe wordt de indienings- en betalingsdeadline niet langer verlengd naar de eerstvolgende werkdag als die op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag valt. Maar de fiscus besliste in januari 2025 dat deze tolerantie toch tot 30 september 2025 behouden blijft. Enkel voor maandaangevers blijft ze zelfs daarna ook behouden.

De btw-kwartaalaangifte en de bijzondere btw-aangifte (629) met betrekking tot het vierde kwartaal 2024 konden daardoor ingediend en betaald worden tot 27 januari 2025.

Maar door een technisch probleem kon de fiscus geen rekening houden met de betalingen die tussen 24 en 27 januari 2025 zijn verricht waardoor ten onrechte nalatigheidsinteresten aangerekend werden. De fiscus laat weten dat de correctie hiervan in gang is gezet en zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd. De btw-plichtige zelf of zijn vertegenwoordiger moet geen actie ondernemen.

Is het volledige btw-bedrag vóór 27 januari 2025 betaald, zullen de nalatigheidsinteresten volledig geannuleerd worden.

Werd de verschuldigde btw maar deels vóór deze datum betaald, dan zal de fiscus de werkelijk verschuldigde nalatigheidsinteresten herberekenen.

En voor btw-plichtigen die de ten onrechte opgelegde nalatigheidsinteresten al hebben betaald zal de fiscus het toegekende bedrag verrekenen bij de volgende aangifte.


Fisconetplus, nieuwsbericht, 10 februari 2025

Nieuwe btw-ketting: verlenging overgangsregeling en toch weer bijkomende toleranties

Met ingang van 1 januari 2025 treedt gefaseerd de nieuwe btw-ketting in werking. De fiscus heeft hierover een circulaire gepubliceerd (2025/C/6 dd. 27.01.2025).

In de Memorie van Toelichting bij de nieuwe btw-ketting werd al verduidelijkt dat kwartaalaangevers 5 dagen extra zouden krijgen om hun btw-aangifte en te dienen en de verschuldigde btw te betalen. Anderzijds zouden alle andere toleranties op indiening en betaling afgeschaft worden.


Zomerregeling en verlenging indiening en betaling naar eerste werkdag

In een bericht van 23 december 2024 verwees de fiscus al naar de nieuwe btw-kalender op zijn website waaruit blijkt dat onder de nieuwe btw-ketting zowel de zomerregeling als de verlenging naar de eerstvolgende werkdag als de deadline voor indiening en betaling voor de periodieke btw-aangiften een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, worden afgeschaft. Maar de fiscus voegt daar aan toe dat als overgangsregeling deze toleranties behouden blijven tot 30 april 2025.

Volgens de zopas verschenen circulaire wordt deze overgangsregeling nu verlengd tot 30 september 2025. En voor maandaangevers zal deze verlenging ook van toepassing blijven na 30 september 2025, maar voor kwartaalaangevers niet meer.

Ook de zomerregeling zal in 2025 behouden blijven. In opdracht van de minister zal de administratie grondig onderzoeken in welke vorm de vakantieregeling na 2025 verder kan blijven bestaan.

De termijn om alsnog de btw-aangifte in te dienen om een einde te stellen aan de procedure van vervangende btw-aangifte, wordt wel verlengd naar de eerstvolgende werkdag als die normaal verstrijkt op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag. En ook voor de antwoordtermijn op een vraag om inlichtingen zal dit het geval zijn.


Nieuw rekeningnummer

Het huidige rekeningnummer BE22 6792 0030 0047 van ‘BTW-Ontvangsten’ Brussel zal ook tot 30 september 2025 gebruikt moeten blijven worden voor het betalen van de verschuldigde btw, zoals die blijkt uit de ingediende aangifte, met de gestructureerde mededeling zoals vermeld op de ontvangstbevestiging van de ingediende aangifte (het nieuwe rekeningnummer zal pas vanaf 1 oktober gebruikt kunnen worden). Vanaf 1 oktober 2025 kan niet meer op rechtsgeldige wijze op die rekening betaald worden en moet elke betaling van de verschuldigde btw die blijkt uit een periodieke btw-aangifte (+ eventuele boeten en nalatigheidsinteresten), voor zover nog niet opgenomen in een uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister, gebeuren op de rekening BE 41 6792 0036 4210 van het ‘Inningscentrum – Centrale rekening BTW’ met vermelding van de op basis van het ondernemingsnummer door de FOD Financiën bepaalde mededeling (op te vragen via de website van de FOD Financiën).


Provisierekening btw

De provisierekening btw zal geleidelijk aan ingevoerd worden. Hierover zal de fiscus nog informatie publiceren op zijn website.


Boeten

Ook voor het opleggen van boetes zal er een overgangsregeling van toepassing zijn. Voor btw-aangiften die uiterlijk 30 september 2025 ingediend moeten zijn, zal er geen boete opgelegd worden voor een laattijdige indiening uiterlijk de 10de van de 2de maand volgend op het aangiftetijdvak (bv. aangifte over het eerste kwartaal 2025, in te dienen uiterlijk vrijdag 25 april, ingediend op donderdag 8 mei 2025).

De laattijdige indiening van btw-aangiften die pas vanaf 1 oktober 2025 ingediend moeten zijn, wordt wel bestraft met een boete. Maar die zal bij indiening van een verzoekschrift kwijtgescholden worden als het gaat om de eerste inbreuk ter goede trouw. De instructie ‘boetebeleid’ zal hieraan aangepast worden.

De twee voormelde alinea’s gelden enkel voor de boetes voor laattijdige indiening, niet voor laattijdige betaling. Voor laattijdige betaling zal de wettelijke boete worden opgelegd, maar daarbij wordt rekening gehouden met de betalingen die uiterlijk op de tiende dag van de tweede maand volgend op de aangegeven periode zijn ontvangen. Let op, deze tolerantie geldt enkel voor ‘compliant’ btw-plichtigen (die welke normaal aan hun btw-verplichtingen voldoen) en is dus geen vrijgeleide voor een systematische laattijdige betaling binnen deze periode.

De boete voor het niet-indienen van een btw-aangifte (indiening met meer dan vijf maanden vertraging of btw-aangifte niet ingediend op het moment dat een voorlopig vervangende aangifte definitief wordt) die sinds 1 januari 2025 van toepassing is, verhoogt naargelang het de eerste (500 euro), de tweede (1.250 euro), de derde (2.500 euro) of een volgende (5.000 euro) overtreding is. Volgens artikel 3, 1ste lid KB 44 wordt hiervoor rekening gehouden met dezelfde overtredingen die werden begaan gedurende de periode van vier jaren die voorafgaat aan het tijdstip waarop de overtreding wordt begaan. Voor de berekening van die referentieperiode zal enkel rekening worden gehouden met overtredingen begaan vanaf 1 januari 2025.


Fisconetplus, circulaire 2025/C/6, 27 januari 2025

Mag de fiscus de verlenging van de indienings- en betalingsdeadline voor btw naar de eerstvolgende werkdag wel afschaffen?

In een geschil tussen een verhuurder en de Brusselse Hoofdstedelijke regering, stelt de Raad van State aan het Grondwettelijke Hof de vraag of de artikelen 10 en 11 van de Grondwet worden geschonden door een ordonnantie die voor het instellen van een schorsend beroep niet voorziet dat de vervaldag voor het instellen van dat beroep wordt uitgesteld naar de eerstvolgende werkdag als die vervaldag op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag valt.

In dat geschil antwoordt het Grondwettelijk Hof dat de in casu voorziene beroepstermijn van 15 dagen een beperkte termijn is en het niet verlengen van die vervaldag naar de eerstvolgende werkdag een belangrijke inkorting van de beroepstermijn kan inhouden, zeker in vergelijking met personen die wel over de volle vijftien kunnen beschikken, waardoor het ontbreken van die verlenging in zo’n geval strijdig is met de Grondwet. Het Hof houdt daarbij ook rekening met het feit dat het gaat om een beroepstermijn tegen een administratieve sanctie met een strafrechtelijk karakter waarbij in het bijzonder moet worden toegezien op de inachtneming van de rechten van verdediging van de betrokkene.

Anderzijds bevestigt het arrest van het Grondwettelijk Hof dat de bepalingen van artikel 53 van het Gerechtelijk Wetboek dat, wanneer de vervaldag van een termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, de vervaldag wordt verplaatst naar de eerstvolgende werkdag, enkel slaat op de proceshandelingen (handelingen die in het kader van een jurisdictionele procedure, onder toezicht van een met eigenlijke rechtspraak belast orgaan, zijn verricht). Het gaat dus niet om een algemeen rechtsbeginsel.

Op basis van dit arrest zou dus geargumenteerd kunnen worden dat de fiscus de verlenging van de deadline naar de eerstvolgende werkdag voor het indienen van de periodieke btw-aangifte en de betaling van de daaruit voortkomende verschuldigde btw wel degelijk kan afschaffen, wat ook onder de nieuwe btw-ketting is voorzien vanaf 1 mei 2025. De niet-verlenging geldt voor alle btw-plichtigen, dus er kan geen sprake zijn van een ongelijke behandeling tussen btw-plichtigen.


Grondwettelijk Hof, arrest 2/2025, rolnr. 8144, 9 januari 2025

Geen btw-teruggaaf meer voor kredietverzekeraar die schuldvordering verloren ziet gaan

In de zaak Euler Hermes (C-482/21 dd. 09.02.2023) besliste het Europese Hof van Justitie dat een verzekeraar die in het kader van een verzekeringsovereenkomst voor commerciële schuldvorderingen aan een verzekerde, bij wijze van schadeloosstelling wegens niet-betaling van een schuldvordering, een deel van het bedrag van de maatstaf van heffing van de betrokken belastbare handeling (inclusief btw) betaalt, geen recht heeft op teruggaaf van de btw in geval van uiteindelijk niet-betaling door de schuldenaar, hoewel dat deel van de schuldvordering en alle daaraan verbonden rechten aan die verzekeraar werden overgedragen.

De fiscus heeft na onderzoek hierover nu een circulaire gepubliceerd en stuurt zijn standpunten uit het verleden bij.

Tot nu aanvaardde de fiscus dat als een kredietverzekeringsovereenkomst enkel slaat op het bedrag van de schuldvordering exclusief btw, dan kan de btw-plichtige schuldeiser bij niet-betaling van zijn vordering, het ingevolge artikel 77, § 1, 7° Wbtw recht op teruggaaf van de in die vordering begrepen btw uitoefenen. Heeft ze daarentegen betrekking op het bedrag van de schuldvordering inclusief btw, dan is het aan de kredietverzekeraar om dat recht op teruggaaf uit te oefenen van de in het onbetaalde bedrag begrepen btw.

Door de uitspraak van het Europese Hof van Justitie stuurt de fiscus voormeld standpunt bij.

De betaling door de kredietverzekeraar aan de btw-plichtige schuldeiser (de verzekeringsnemer) moet voor de btw in hoofde van die laatste beschouwd worden als een deel van de tegenprestatie die hij van een derde ontvangt voor de door hem verrichte belastbare handeling, en behoort dus tot de maatstaf van heffing van die handeling. Er is in zijn hoofde voor dit ontvangen bedrag geen sprake van een verlies van schuldvordering. De kredietverzekeraar die deze betaling uitvoert, heeft evenmin recht op teruggaaf van de btw begrepen in de verloren gegane vordering, zelfs als die wettelijk in de rechten van de verzekeringsnemer is gesubrogeerd.

Enkel de btw-plichtige schuldeiser kan nog recht op teruggaaf uitoefenen van de btw begrepen in het gedeelte van de vordering dat effectief verloren is gegaan (in principe het deel van de schuldvordering dat niet door de kredietverzekeraar wordt vergoed). In dit geval moeten uiteraard de voor de btw-teruggaaf voorziene formaliteiten nageleefd worden.

Dit nieuwe standpunt is van toepassing vanaf 1 januari 2025 en heft met ingang van diezelfde datum de beslissingen nr. E.T.112.070 dd. 15.05.2007 en nr. E.T.112.070/2 dd. 10.08.2007 op, alsook de eerste zeven paragrafen van beslissing nr. E.T.56.795 dd. 04.12.1987 op. Dat laatste houdt in dat bij een overdracht van een schuldvordering, de overnemer (meestal factoringmaatschappij) van de schuldvordering (in principe vastgesteld door endossement van de factuur) bij geheel of gedeeltelijk verlies van die vordering wel nog op basis van artikel 77, § 1, 7° Wbtw aanspraak zou kunnen maken op teruggaaf van de erin begrepen btw.


Fisconetplus, circulaire 2024/C/80, 11 december 2024