Cassatie verbreekt uitspraak dat uitbreiding gebouw met kantoorruimte onder vijftienjarige herzieningstermijn valt

Een advocate verbouwt haar in 2004 gekochte woning door de veranda en het washok af te breken en vervolgens achteraan het gebouw uit te breiden met een bureau, wachtzaal, berging, toilet en inkomhal, met de bedoeling daarin haar advocatenpraktijk uit te oefenen. De werken werden uitgevoerd in de jaren 2005 en 2006 (op het moment dat advocaten nog volledig vrijgesteld zijn door het toenmalig artikel 44, § 1 Wbtw).
Op 1 januari 2014 werd voormelde algemene btw-vrijstelling voor diensten van advocaten afgeschaft. Sedertdien zijn hun prestaties in de regel aan btw onderworpen. Bijgevolg hebben zij sinds 1 januari 2014 ook recht op aftrek van de btw geheven over hun aankopen en kunnen zij nog btw (geheel of gedeeltelijk) recupereren die werd geheven van bepaalde aankopen uit het verleden, de zogenaamde historische aftrek.
Het hof van beroep in Gent oordeelde (dd. 02.04.2019) dat de btw geheven op die uitbreiding onder de vijftienjarige herzieningstermijn valt (en niet de vijfjarige zoals de fiscus stelt). Volgens het hof bedraagt voor ieder bouwwerk dat vast met de grond is verbonden, de herzieningstermijn vijftien jaar. Artikel 1, § 9, 1° Wbtw vermeldt hierbij uitdrukkelijk de term ‘een gedeelte van een gebouw’. De aanbouw is overduidelijk een constructie die vast met de grond is verbonden en dus ook een onroerend bedrijfsmiddel in de zin van de vijftienjarige herzieningstermijn.
Maar volgens het Hof van Cassatie verantwoordt de rechter zijn beslissing niet naar als hij oordeelt dat het verschil tussen een verbouwing en een nieuwbouw geen steun vindt in de wet wat betreft de toepasselijke herzieningstermijn en op grond daarvan oordeelt dat de opgerichte achteruitbouw onmiskenbaar te beschouwen is als een onroerend bedrijfsmiddel zoals bedoeld in artikel 48 Wbtw en artikel 9 KB 3. Het verbreekt het arrest van het hof van beroep en verwijst de zaak door naar het hof van beroep in Antwerpen.

Cassatie, rolnr.  F.19.0123.N/1, 30 april 2021

Geen btw-verlaging voor brillen en contactlenzen

Volgens de bijlage III van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een verlaagd btw-tarief hanteren voor medische uitrusting, hulpmiddelen en andere middelen voor de behandeling van handicaps.
De minister bevestigt dat er geen plannen zijn om de btw op brillen en contactlenzen te verlagen naar 6%.

Kamercommissie Financiën, 2020-2021, 55-585, vraag 55020592C, C. Fonck, 29 september 2021

Bijkomende garantie bij aankoop is geen bijkomstige financiële dienst die buiten de berekening van het pro rata blijft

De Portugese vennootschap Rádio Popular houdt zich voornamelijk bezig met de verkoop van huishoudelijke apparaten en andere computer- en telecomproducten. Zij biedt aan de kopers een aantal aanvullende diensten aan, zoals een verlenging van de garantie op de aangekochte producten. Hiervoor wordt een verzekeringsovereenkomst gesloten waarbij de verzekeraar, in geval van schade aan het aangekochte product, aan de koper de reparatie of eventuele vervanging garandeert voor een periode die langer is dan de door de fabrikant gedekte periode.
Voormelde overeenkomst voor de extra garantie wordt gesloten tussen de verzekeraar en de koper, door tussenkomst van Rádio Popular die hiervoor aan de koper een bedrag aanrekent bovenop de prijs van het aangekochte product. De verkoop van de extra garantie vindt gelijktijdig plaats met de verkoop van de producten zonder dat Rádio Popular hiervoor andere materiële en personele middelen inzet.
Volgens Rádio Popular kwalificeert de extra vergoeding voor de bijkomende garantie als een van btw vrijgestelde verzekeringsdienst (artikel 135, 1, a btw-richtlijn). Voor dergelijke vrijgestelde handelingen heeft de btw-plichtige geen recht op btw-aftrek. Nochtans heeft Rádio Popular de betaalde voorbelasting voor al haar activiteiten volledig afgetrokken. Die aftrek wordt dan ook deels verworpen door de Portugese fiscus. Maar de btw-plichtige stelt dat die handelingen slechts bijkomstige financiële handelingen zijn en dus uit de breuk voor de berekening van het verhoudingsgetal geweerd moeten worden.
Volgens artikel 173 btw-richtlijn wordt voor de goederen en diensten die een btw-plichtige gebruikt voor zowel de handelingen met recht op aftrek als de handelingen die geen recht op aftrek verlenen, de aftrek slechts toegestaan voor dat gedeelte van de btw dat evenredig is aan het bedrag van de handelingen die recht op aftrek verlenen (pro rata of verhoudingsgetal). Artikel 174, lid 2, b) en c) btw-richtlijn voorziet dat in de berekening van het pro rata onder meer de volgende handelingen niet worden opgenomen:

bijkomstige financiële handelingen;
de in artikel 135, lid 1, onder b) tot en met g) btw-richtlijn vermelde handelingen die bijkomstig zijn.

Het Hof stelt vooreerst vast dat beide partijen het erover eens zijn dat de opbrengsten uit de verkoop van de bijkomende waarborgen van btw zijn vrijgesteld door artikel 135, 1, a) btw-richtlijn. Maar deze opbrengsten zijn volgens het Hof geen financiële opbrengsten zoals bedoeld in artikel 174, lid 2 btw-richtlijn. Dus moet eerst worden nagegaan of het wel degelijk om vrijgestelde handelingen gaat, want als dat zo is, dan moeten ze in de berekening van de pro rata opgenomen worden.

Handelingen ter zake van verzekering
Handelingen inzake verzekering hebben algemeen als kenmerk dat de verzekeraar zich tegen voorafgaande betaling van een premie ertoe verbindt de verzekerde bij het intreden van het verzekerde risico de uitkering te verstrekken die bij het sluiten van de overeenkomst is overeengekomen. Essentieel is dus dat er een rechtsbetrekking bestaat tussen de verstrekker van de verzekeringsdienst en de verzekerde (degene wiens risico wordt gedekt).
Uit de feiten blijkt dat Rádio Popular enkel als tussenpersoon optreedt en zelf niet gebonden is door de verzekeringsovereenkomst. Maar de handelingen inzake verzekering omvatten niet enkel de door de verzekeraars zelf verrichte handelingen, maar ook de met verzekering samenhangende diensten die worden verricht door assurantiemakelaars en verzekeringstussenpersonen. Hiervoor moeten dus twee voorwaarden vervuld zijn:

deze diensten moeten ‘samenhangen’ met handelingen ter zake van verzekering, en
deze diensten moeten worden ‘verricht door assurantiemakelaars en verzekeringstussenpersonen’.

Aan die eerste voorwaarde is overduidelijk voldaan: de betrokken diensten bestaan in de verkoop van een extra garantie op verkochte producten door middel van een verzekeringsovereenkomst.
De volgende vraag is dan of Rádio Popular kwalificeert als verzekeringstussenpersoon. Daarvoor moeten twee voorwaarden vervuld zijn:

Rádio Popular moet in een betrekking staan met de verzekeraar en met de verzekerde (die betrekking kan uitsluitend indirect zijn als de dienstverrichter onderaannemer van de makelaar of van de tussenpersoon is);
de activiteit van de dienstverrichter moet de essentiële aspecten van de functie van verzekeringstussenpersoon dekken, zoals het zoeken van nieuwe cliënten en het in contact brengen van die nieuwe cliënten met de verzekeraar.

Volgens het Hof voldoet Rádio Popular aan deze voorwaarden. Deze btw-plichtige staat in direct contact met de verzekeraar, want hij verkoopt die laatste zijn verzekeringsproducten (extra garantie bij een verkoop). En ook met de verzekerde is er een direct contact want het is aan hen dat hij de bijkomende garantie verkoopt. Hierbij verricht de btw-plichtige handelingen die in essentie verband houden met de functie van verzekeringstussenpersoon, zoals het zoeken van klanten en het in contact brengen van die klanten met de verzekeraar met het oog op het sluiten van verzekeringsovereenkomsten. De verkoop door Rádio Popular van de bijkomende verzekeringen is dan ook een door artikel 135, 1, a) btw-richtlijn vrijgestelde activiteit.
Vervolgens vraagt het Hof zich af of deze handelingen omwille van de fiscale neutraliteit, toch niet beschouwd moeten worden als bijkomstige financiële handelingen in de zin van artikel 174, lid 2 onder b) en c) btw-richtlijn.
Uit de bewoordingen van artikel 135, lid 1, onder a) en artikel 135, lid 1, onder b) tot en met g) van de btw-richtlijn, blijkt volgens het Hof dat het bij deze bepalingen om onderscheiden handelingen gaat en dat handelingen inzake verzekering niet gelijkgesteld kunnen worden met financiële handelingen, in het bijzonder voor de toepassing van de afwijking waarin artikel 174, lid 2 btw-richtlijn voorziet. Aan deze vaststelling verandert niets ingevolge het beginsel van de fiscale neutraliteit. De werkingssfeer van een vrijstelling kan trouwens niet uitgebreid worden op basis van dit beginsel. Bovendien mogen soortgelijke handelingen die onder de btw-richtlijn vallen, niet met verschillende begrippen worden aangeduid naargelang zij onder de ene dan wel de andere bepaling van deze richtlijn vallen.
De verkoop van de bijkomende garantie door Rádio Popular kan dus niet beschouwd worden als een bijkomstige financiële handeling, of een handeling bedoeld in artikel 135, lid 1, onder b) tot en met g) btw-richtlijn die bijkomstig is, die niet in de berekening van het pro rata mag worden opgenomen.

Dictum van het Hof
Artikel 174, lid 2, onder b) en c), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, gelezen in samenhang met artikel 135, lid 1, van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op handelingen die een belastingplichtige verricht als tussenpersoon bij de verkoop van extra garantie in het kader van zijn hoofdactiviteit, namelijk de verkoop van huishoudelijke apparaten en andere computer- en telecomproducten aan de consument, zodat de omzet met betrekking tot deze handelingen niet hoeft te worden uitgesloten van de noemer van de breuk die wordt gebruikt voor de berekening van het aftrekbare gedeelte volgens artikel 174, lid 1, van de btw-richtlijn.

HvJ, C-695/19, Rádio Popular, 8 juli 2021

Voor inkomstenbelasting door fiscus vastgestelde omzet via ontvangen betalingen is inclusief btw

De zelfstandige artiestenmakelaar CB onderhandelde namens de Lito-groep (een groep van ondernemingen die verantwoordelijk was voor het beheer van de infrastructuur en de orkesten op patroons- en dorpsfeesten in Galicië) met feestcomités (informele groepen inwoners die deze feesten organiseerden) over optredens van de orkesten. Hiervoor ontving CB 10% van de inkomsten van de Lito-groep. Voor die betaling, die in contanten gebeurden, werd geen factuur opgemaakt, noch hield CB een boekhouding of officieel register bij. CB diende evenmin btw-aangiften in. De Spaanse fiscus vordert over deze ontvangsten btw, berekend op het ontvangen bedrag. CB daarentegen vindt dat de btw uit de ontvangen bedragen gehaald moet worden.
De maatstaf van heffing inzake btw is volgens artikel 73 btw-richtlijn alles wat de leverancier of dienstverrichter als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van de afnemer of van een derde, met inbegrip van subsidies die rechtstreeks met de prijs van deze handelingen verband houden. De btw zelf behoort niet tot de maatstaf van heffing (artikel 78 btw-richtlijn).
Het Hof benadrukt vooreerst dat de maatstaf van heffing niet behoort tot de middelen waarover de lidstaten beschikken om fraude te bestrijden. De uitlegging van de artikelen 73 en 78 btw-richtlijn kan dus niet verschillen naargelang er wel of geen fraude in het spel is.
CB had voor zijn prestaties facturen moeten uitreiken met aanrekening van btw, die hij had moeten voldoen aan de Spaanse fiscus. Met frauduleus doel heeft CB dit niet gedaan. Daardoor heeft hij ook de btw die hij in het kader van die activiteit heeft opgelopen, niet kunnen recupereren. En omwille van de frauduleuze intenties kan die aftrek niet worden hersteld. Maar dit alles kan geen afbreuk doen aan het basisbeginsel van de btw-richtlijn, dat er volgens vaste rechtspraak van het Hof in bestaat dat het btw-stelsel enkel de eindverbruiker beoogt te belasten.
Volgens het Hof ontstaat er bij een reconstructie door de fiscus van verborgen handelingen en inkomsten, onvermijdelijk een onzekerheidsmarge waarmee ook voor de vaststelling van de maatstaf van heffing rekening moet worden gehouden. Er moet worden getracht het meest waarschijnlijke en meest getrouwe fiscale resultaat te verkrijgen op basis van de materiële elementen die tijdens de belastingcontrole zijn verzameld.
Verricht een btw-plichtige voor de belastingdienst verborgen handelingen waarvoor hij normaal een factuur, met de verplichte elementen, had moeten uitreiken met btw die hij had moeten aangeven, en wordt het resultaat van die handelingen gereconstrueerd door de belastingdienst in het kader van een controle inzake directe belastingen, dan moet die handeling geacht worden de btw te omvatten (tenzij een herziening van de btw toch mogelijk zou zijn). Anders zou een deel van de btw-last bij de btw-plichtige gelegd worden, wat in strijd zou zijn met het beginsel van btw-neutraliteit.
Uiteraard kunnen de lidstaten sancties voorzien om belastingfraude te bestrijden, maar fraude bestraffen door een afwijking op de bepaling van de maatstaf van heffing is niet toegestaan.

Dictum van het Hof
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en met name de artikelen 73 en 78 ervan, gelezen in het licht van het beginsel van neutraliteit van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), moet aldus worden uitgelegd dat wanneer btw-plichtigen op frauduleuze wijze de belastingdienst niet in kennis hebben gesteld van het bestaan van een handeling, noch een factuur hebben opgemaakt, noch de inkomsten uit deze handeling hebben opgenomen in een aangifte voor de directe belastingen, er bij de door de betrokken belastingdienst in het kader van de controle van die aangifte verrichte reconstructie van de in verband met de aan de orde zijnde handeling betaalde en ontvangen bedragen van moet worden uitgegaan dat de prijs inclusief btw is, tenzij de belastingplichtigen krachtens het nationale recht de mogelijkheid hebben om de btw niettegenstaande de fraude later door te berekenen en af te trekken.

HvJ, C-521/19, CB, 1 juli 2021

Uitbreiding tolerantie voor aannemer die bouwmaterialen meeneemt naar of uit een andere lidstaat

Als een btw-plichtige goederen voor zijn bedrijf van één lidstaat overbrengt naar een andere lidstaat, dan wordt deze overbrenging in principe gelijkgesteld met:

een vrijgestelde IC-levering in de lidstaat van vertrek;
een te belasten IC-verwerving in de lidstaat van aankomst.

Voor de gelijkgestelde IC-verwerving zal de btw-plichtige zich in principe in de lidstaat van aankomst voor btw moeten registreren.

Overbrenging van materialen van een andere lidstaat naar België in het kader van een werk in onroerende staat in België
De fiscus besliste in 2011 dat een buitenlandse aannemer die vanuit een andere lidstaat materialen uit zijn voorraad meebrengt naar België om hier in een onroerend goed te verwerken, zich voor de gelijkgestelde intracommunautaire verwerving (artikel 25quater, § 1 Wbtw) die voor de btw in België plaatsvindt (artikel 25quinquies, § 2 Wbtw) niet in België moet identificeren voor btw. Hetzelfde geldt naar analogie voor de gelijkgestelde levering in België als de buitenlandse aannemer het overschot van goederen dat uiteindelijk niet in het bouwwerk werd ingelijfd, terug meeneemt naar de lidstaat van waaruit hij ze heeft meegebracht (beslissing nr. E.T. 119.687 dd. 15.03.2011, vervangen door circulaire 2020/C/50 dd. 02.04.2020, nr. 5.4.8.9). Deze tolerantie is enkel van toepassing als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

de handelingen die de btw-plichtige verricht en die in België plaatsvinden, zijn enkel werken in onroerende staat (dienstprestaties) waarop de verlegging van heffing naar de medecontractant van artikel 51, § 2, 1ste lid, 5° Wbtw van toepassing is;
de bestemming van de goederen (Belgische werf) is gekend bij de aanvang van de verzending of het vervoer (overbrenging) ervan;
de goederen worden daadwerkelijk ingelijfd in het bouwwerk waarvoor zij waren bestemd en het eventuele overschot van de overgebrachte goederen wordt terug meegenomen door de btw-plichtige naar zijn vestiging in de lidstaat van herkomst;
de voorwaarden voor de vrijstelling van artikel 39bis, 1ste lid, 4° Wbtw (met uitzondering van de opname ervan in de IC-opgave) zijn vervuld voor de overbrenging door de btw-plichtige van voormelde overschotten die hij terug meeneemt naar zijn vestiging in de lidstaat van herkomst;
de btw-plichtige zou de btw die over de intracommunautaire verwerving in België verschuldigd is, volledig kunnen aftrekken;
de fiscale autoriteiten van de lidstaat van waaruit de materialen worden vervoerd of verzonden en naar waar de eventuele overschotten worden teruggezonden, verzet zich niet tegen deze tolerantie.

Invoering nieuwe OSS-regeling 1 juli 2021
Door de invoering van de nieuwe OSS-regeling met ingang van 1 juli 2021, is een buitenlandse btw-plichtige die in België een werk in onroerende staat uitvoert voor een in de EU gevestigde niet-btw-plichtige klant, niet langer verplicht om zich voor deze handeling in België voor btw te registreren.  Tot voor deze datum was de btw-plichtige verplicht de Belgische btw op dit werk in onroerende staat aan te geven in een periodieke Belgische btw-aangifte. Maar vanaf 1 juli 2021 kan hij deze Belgische btw aangeven en voldoen via de OSS-regeling in zijn eigen lidstaat.
Ook in dit geval is de kans reëel dat de btw-plichtige materialen uit zijn voorraad vanuit zijn lidstaat meeneemt naar België om hier in het bouwwerk in te lijven. En voormelde tolerantie kan hij dan niet toepassen omdat in dit geval voormelde verlegging van heffing niet van toepassing is en hij zelf de Belgische btw op zijn dienstprestatie moet voldoen (1ste voorwaarde is niet voldaan).
Daarom aanvaardt de fiscus nu dat de btw-plichtige ook in dit geval de voormelde tolerantie kan genieten. De eerste voorwaarde wordt in dit geval vervangen door de voorwaarde dat de btw-plichtige geen andere reden heeft om in België voor btw te registreren dan de gelijkgestelde intracommunautaire verwerving ingevolge de overbrenging naar België van de goederen. De andere voorwaarden blijven ongewijzigd.
De buitenlandse btw-plichtige kan beide voormelde toleranties combineren als hij in België zowel werk in onroerende staat verricht waarop de verlegging van artikel 51, § 2, 5° Wbtw van toepassing is als werk in onroerende staat waarop hij Belgische btw verschuldigd is maar die hij in zijn lidstaat via de OSS-regeling aangeeft en betaalt.
De toleranties zijn nooit verplicht toe te passen, de btw-plichtige kan steeds kiezen om zich voor de intracommunautaire verwervingen in België te registreren voor btw.

Overbrenging van materialen van België naar een andere lidstaat in het kader van een werk in onroerende staat in die lidstaat
Nieuw is nu ook dat de fiscus een tolerantie invoert als een in België gevestigde btw-plichtige vanuit België materialen meeneemt naar een andere lidstaat om ze daar in het kader van een werk in onroerende staat in een bouwwerk in te lijven en waarbij hij dat werk in onroerende staat verricht voor een in de EU gevestigde niet-btw-plichtige afnemer en de btw die in die andere lidstaat over dat werk verschuldigd is, hier in België aangeeft en betaalt via de OSS-regeling.
Als de lidstaat van aankomst een gelijkaardige tolerantie toepast zoals België doet voor de materialen die vanuit een andere lidstaat naar België meegenomen worden, waardoor er in die lidstaat geen belastbare gelijkgestelde IC-verwerving gerapporteerd moet worden, dan aanvaardt de fiscus dat er in België sprake is van een niet-overbrenging (in plaats van een gelijkgestelde IC-levering). Voor deze tolerantie moeten mutatis mutandis dezelfde voorwaarden als hiervoor vervuld zijn. Ook de terugzending naar België van het overschot aan materialen moet de btw-plichtige dan niet in zijn Belgische periodieke btw-aangifte opnemen. De Belgische btw-plichtige moet wel kunnen aantonen dat de lidstaat waarnaar de goederen zijn vervoerd (lidstaat waar het werk in onroerende staat wordt uitgevoerd) zulke tolerantie heeft toegestaan.
De nieuwe toleranties kunnen toegepast worden vanaf 1 juli 2021

Fisconetplus, circulaire 2021/C/92, 13 oktober 2021
 

Aanpassingen forfait kappers 3de kwartaal 2021

In het kader van de overheidsmaatregelen in de strijd tegen de coronacrisis laat de fiscus weten de btw-forfait voor kappers voor het derde kwartaal 2021 bij te sturen.
Voor kappers wordt de omzet van de patroon onder de forfaitaire regeling berekend op basis van een typeprijs die wordt vermenigvuldigd met een forfaitair vastgesteld aantal typediensten. Voor de btw-aangifte over het derde kwartaal 2021 wordt dat aantal typediensten als volgt verminderd:

heren:                 855 in plaats van 1.140;
dames:               400 in plaats van 534.

FOD Financiën, nieuwsbericht, 12 oktober 2021

Nazicht van de eerste OSS- of IOSS-aangifte

Sinds 1 juli 2021 zijn de nieuwe regels van kracht voor de afstandsverkopen, zowel de intracommunautaire als die met invoer van de goederen vanuit een derdeland of derdelandsgebied. Eind augustus moeten de eerste IOSS-aangiftes ingediend worden, en eind oktober de eerste OSS-aangiftes.
Deze nieuwe regeling, hoewel ze door Europa als een vereenvoudiging werd aangekondigd, blijkt zoals verwacht in de praktijk toch nog heel wat vragen op te roepen. Om dure fouten te vermijden die naast btw-vorderingen ook nog boeten en nalatigheidsinteresten met zich meebrengen, kan je een nazicht laten uitvoeren van je eerste OSS- of IOSS-aangifte. Door zo’n audit worden fouten van bij het begin vastgesteld, kan er onmiddellijk gecorrigeerd worden en zit je daarna op de juiste weg voor de verdere aangiften.
Geïnteresseerd? Klik dan hier voor meer info.

COVID-19-steunmaatregelen inzake btw voor het derde kwartaal 2021

In het Belgisch Staatsblad van 29 juli 2021 is de wet van 18 juli 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie gepubliceerd.
Inzake btw gaat het om:

verlenging tot 30 september 2021 van de tijdelijke btw-verlaging naar 6% voor mondmaskers en hydroalcoholische handgels (aanpassing artikel 1ter KB 20);
verlaging van de nalatigheidsinteresten verschuldigd voor de maanden juli, augustus en september 2021: 4% i.p.v. 9,6% per jaar.

B.S. 29 juli 2021

Tijdelijk verlaagde btw voor afbraak en heropbouw ook voor door overstroming getroffen gebouwen

De minister heeft aangekondigd dat er een tolerantie zal worden ingevoerd zodat de tijdelijke btw-verlaging van 6% voor de afbraak en heropbouw van woningen in heel België ook van toepassing kan zijn bij de heropbouw van de door de recente overstromingen getroffen woningen. In principe moet de afbraak door de bouwheer zelf of in zijn opdracht gebeuren. Maar de tolerantie zal voorzien dat de maatregel ook zal gelden voor woningen die door de overstromingen onherstelbare schade hebben opgelopen.

Vrije inschrijving infosessie nieuwe btw-regels medische prestaties vanaf 1 januari 2022

De Kamer keurde enkele wegen geleden een wetsontwerp goed dat vanaf 1 januari 2022 de btw-vrijstelling voor medische diensten en ziekenhuisverzorging aanpast aan de Europese regelgeving en de rechtspraak van zowel het Grondwettelijk Hof als het Europese Hof van Justitie.
In de pers verschenen ondertussen al enkele artikelen over deze wijziging die bij heel wat mensen toch vragen oproepen. Daarom dat wij op 26 juli 2021 een korte online infosessie organiseren (10h-10h30) over deze nieuwe regels en de stand van zaken in het overleg met de fiscus waaraan wij ook deelnemen.
Klik hier voor meer info en om in te schrijven.