Slechts één btw-tarief voor twee handelingen die samen één prestatie vormen

Gepubliceerd op 1 mei 2018

De Nederlandse vennootschap Stadion Amsterdam exploiteert een multifunctioneel gebouwencomplex, de Arena genoemd, dat bestaat uit een stadion en daarbij behorende voorzieningen. In dat gebouwencomplex is ook het museum van voetbalclub AFC gehuisvest.
Stadion Amsterdam verhuurt het stadion aan derden voor het houden van sportwedstrijden en, incidenteel, voor concerten. Ook biedt Stadion Amsterdam de mogelijkheid aan om tegen betaling met een rondleiding de Arena te bezoeken, de zogenoemde „World of Ajax”-tour (een rondleiding met een gids door het stadion en een bezoek zonder gids aan het museum van AFC Ajax). Het museum bezoeken was niet mogelijk zonder aan de rondleiding door het stadion deel te nemen.
Volgens Stadion Amsterdam moet de rondleiding beschouwd worden als een prestatie op het gebied van cultuur, recreatie en vermaak, waarop het verlaagde btw-tarief van toepassing is. De Nederlandse fiscus is het daar niet mee eens.
Als een handeling uit een reeks elementen en handelingen bestaat, dan moet rekening gehouden worden met alle omstandigheden waarin de betrokken handeling plaatsvindt, om te bepalen of het voor de toepassing van de btw om twee of meer afzonderlijke prestaties dan wel om één prestatie gaat. In principe moet elke handeling als onderscheiden en zelfstandig worden beschouwd, maar mag een handeling die economisch gezien uit één prestatie bestaat, niet kunstmatig uit elkaar worden gehaald. Er is sprake van één enkele prestatie wanneer één of meerdere handelingen moeten worden geacht de hoofdprestatie te vormen, terwijl andere handelingen moeten worden beschouwd als één of meer bijkomende prestaties. Hiervoor komt de vraag er op neer of er vanuit het oogpunt van de modale consument sprake is van verschillende diensten die hij wenst af te nemen, dan wel of hij slechts één dienst wenst af te nemen (de hoofdzaak) waarbij de andere diensten geen doel op zich zijn voor die consument maar een middel om van de hoofdprestatie van de dienstverrichter optimaal te kunnen gebruikmaken.
Is er sprake van één handeling, wat volgens de nationale rechter het geval is, dan geldt hiervoor slechts één tarief, ook al kan men bepalen hoeveel de vergoeding voor elk element bedraagt binnen de door de consument voor deze prestatie betaalde totale vergoeding.
HvJ, C-463/16, Stadion Amsterdam, 18 januari 2018


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?