Schaakmat voor btw-vrijstelling denksporten en gamen vanaf 2019

Gepubliceerd op 1 juli 2018

Het Europese Hof van justitie oordeelde eind vorig jaar (C-90/16, The English Bridge Union, 26 oktober 2017) dat het begrip ‘sport’ in de zin van de btw-vrijstelling voorzien in artikel 132, lid 1, onder m) van de btw-richtlijn, betrekking heeft op een activiteit die wordt gekenmerkt door een niet te verwaarlozen lichamelijke component. Die zaak betrof een discussie of wedstrijdbridge al of niet als ‘sport’ kwalificeert voor die vrijstelling, die in België in artikel 44, § 2, 3° Wbtw terug te vinden is.
Volgens het Hof vergt wedstrijdbridge inderdaad de inzet van logica, geheugen, strategie of lateraal denken en is het een activiteit die ten goede komt aan de geestelijke en lichamelijke gezondheid van de spelers. Maar dat is niet voldoende om van een vrijgestelde ‘sportbeoefening’ te spreken, ook al oefent men die activiteit in wedstrijdverband uit.
De Belgische fiscus heeft altijd aanvaard dat de btw-vrijstelling voor sportbeoefening van toepassing is voor de diensten in verband met het beoefenen en het bevorderen van het schaken die een vzw verstrekt aan haar leden (beslissing nr. E.T. 60.089 dd. 03.07.1987).
Begin dit jaar vroegen wij de fiscus, gelet op de onduidelijkheid die er heerste sinds voormelde uitspraak van het Hof en de mogelijke risico’s op het vlak van btw voor diverse verenigingen, of hij het in zijn hiervoor aangehaalde beslissing ingenomen standpunt al of niet zou behouden.
In een nieuwe circulaire stuurt de fiscus, zoals verwacht, nu zijn standpunt bij en brengt het in lijn met de visie van het Hof van Justitie. Vanaf 1 januari 2019 zullen enkel nog activiteiten die worden gekenmerkt door een niet te verwaarlozen lichamelijke component onder het begrip sport vallen voor de toepassing van de btw-vrijstelling voorzien in artikel 44, § 2, 3° Wbtw.
Vanaf 2019 komen onder meer de volgende activiteiten niet langer in aanmerking voor deze vrijstelling:

Schaken;
Kaarten;
Gamen;
Andere gelijkaardige activiteiten.

Belangrijk is ook nog dat de fiscus zal niet zal terugkomen op de toepassing van deze btw-vrijstelling in het verleden.
Instellingen die zich vanaf 1 januari 2019 niet langer op deze vrijstelling zullen kunnen beroepen, kunnen vanaf dan eventueel de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen toepassen (artikel 56bis Wbtw – jaaromzet niet meer dan € 25.000). Maar let erop dat deze regeling in principe voorafgaandelijk gemeld/aangevraagd moet worden.

Fisconetplus, circulaire nr. 84, 29 juni 2018
 
 


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?