Rechter moet met gevolgen van nietig dwangbevel rekening houden indien een partij de verjaring inroept

Gepubliceerd op 5 juni 2017

Het Hof van Cassatie oordeelde reeds dat aangezien de fiscale wet van openbare orde is, de rechter, ongeacht de eventuele nietigheid waardoor het dwangbevel is aangetast, daarnaast nog moet beoordelen of de btw-schuld al dan niet bestaat. Volgens het Hof valt, door de nietigheid, het dwangbevel enkel als invorderingstitel weg, maar dit heeft geen invloed op de btw-schuld zelf (Cassatie dd. 22.05.2014).
Volgens het Hof van Beroep in Brussel (26 november 2014) betekent dit echter dat de rechter die zich over de btw-schuld moet uitspreken, met geen enkel vormvoorschrift nog rekening zou moeten houden en dat dus ook de verjaring buiten spel wordt gesteld omdat ingeval van een wegens verjaring nietig dwangbevel, de rechter toch het bestaan van de btw-schuld moet nagaan. 
Deze uitspraak van het Hof van Beroep wordt nu door het Hof van Cassatie vernietigd. Deze laatste herhaalt dat de fiscale wetgeving van openbare orde is, en dus moet een rechter, ongeacht de nietigheid van de administratieve akte, zelf in feite en in rechte beslissen over het be­staan van de belastingschuld, wanneer hij daartoe wordt uitgenodigd door de vorderingen die door de partijen worden gesteld, tenzij de administratieve akte zelf noodzakelijk is voor het ontstaan van de btw-schuld, maar dat is niet het geval.
Dus moet wanneer een btw-plichtige niet alleen de nietigverklaring vordert van het dwangbevel, maar ook de terugbetaling van de bedragen die hij reeds betaald heeft, de rechter oordelen over het bestaan van de btw-schuld, ook al heeft hij dat dwangbevel nietig verklaard. De rechter kan de terugbetaling van de betaalde btw-bedragen niet bevelen zonder dat hij eerst nagaat of de btw al dan niet verschuldigd is. De nietigverklaring van het dwangbevel betekent niet dat die btw-bedragen ten onrechte werden betaald.
Maar de rechter moet bij die beoordeling wel rekening houden met de door de betrokken partijen aangevoerde gevolgen van die nietigverklaring van het dwangbevel, onder meer op het vlak van de verjaring. Dus als een partij het bestaan van de btw-schuld betwist op basis van de verjaring omwille van de​ nietigverklaring van het dwangbevel, dan moet de rechter met deze nietigheid wel rekening houden.
Cass. 23 december 2016, rolnr. F.15..0083.N


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?