Normale waarde als minimum maatstaf van heffing voor verkoop oldtimer door vennootschap aan vaste vertegenwoordiger van haar bestuurdersvennootschap

Gepubliceerd op 6 januari 2021

Een btw-plichtige vennootschap koopt na een schadegeval een oldtimer (Bentley Drophead Coupé S1 Continental) voor 75.000 euro en schrijft het voertuig in op haar naam. Enkele maanden na de aankoop en na aan het voertuig herstellingen te hebben uitgevoerd, verkoopt die vennootschap het voertuig voor 120.000 euro aan de vaste vertegenwoordiger van haar bestuurdersvennootschap. Over dit bedrag wordt ook btw afgedragen.
De fiscus vordert echter de btw op 330.000 euro, namelijk het bedrag waaraan het voertuig kort daarna te koop wordt gesteld.  Dit is eveneens het verzekerde bedrag voor dit voertuig. En omdat de verkoop gebeurde door de vennootschap aan de vaste vertegenwoordiger van haar bestuurdersvennootschap, moet er volgens de fiscus toepassing gemaakt worden van artikel 33, § 2 Wbtw. Dat artikel voorziet de normale waarde als minimum maatstaf van heffing voor handelingen tussen verbonden partijen (waaronder vennootschap-bestuurder) waarbij de begunstigde de btw niet of niet volledig kan aftrekken en de gevraagde prijs lager ligt dan die normale waarde.
De btw-plichtige betwist niet dat deze minimum maatstaf van heffing van toepassing is, maar wel de normale waarde van 330.000 euro die de fiscus daar op kleeft.
De voor artikel 33, § 2 Wbtw toe te passen normale waarde, is in principe gelijk aan het volledige bedrag dat een afnemer in de handelsfase waarin de goederen of de dienst wordt verricht bij eerlijke concurrentie zou moeten betalen aan een onafhankelijke leverancier of dienstverrichter.
Uit voormelde gegevens, en het feit dat wagen ook op een veilingwebsite te koop werd aangeboden voor een bedrag van 285.000 euro. De deskundigen van die website schatten de waarde van het voertuig tussen de 315.000 en 350.000 euro. Bovendien staat het voertuig ook nog steeds te koop voor 330.000 euro op een andere website voor oldtimers. En het verzekerde bedrag van 330.000 werd vastgesteld op basis van een schatting door een erkend expert van de Belgische Federatie voor Oude Voertuigen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze verschillende deskundigenverslagen de normale waarde van het voertuig inderdaad 330.000 euro bedraagt. Het is bovendien niet aannemelijk dat dit voertuig te koop zou worden aangeboden voor een bedrag dat drie maal de normale waarde ervan zou bedragen. En aan de schattingen die na de btw-controle gevraagd zijn door de btw-plichtige, hecht de rechtbank geen geloofwaardigheid.

Rb. Brugge, rolnr. 18/2261/A, 2 maart 2020


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?