Lidstaten mogen zekerheidsstelling eisen om btw-registratie toe te kennen, mits eerbieding van de beginselen van evenredigheid en neutraliteit

Gepubliceerd op 1 mei 2018

Lidstaten mogen op basis van artikel 273, 1ste alinea van de btw-richtlijn, onder voorbehoud van gelijke behandeling van door btw-plichtigen verrichte binnenlandse handelingen en handelingen tussen de lidstaten, andere verplichtingen voorschrijven die zij noodzakelijk achten ter waarborging van de juiste inning van de btw en ter voorkoming van fraude, mits deze verplichtingen in het handelsverkeer tussen de lidstaten geen aanleiding geven tot formaliteiten in verband met een grensoverschrijding.
Het Slowaaks recht voorziet dat bij aanvraag tot btw-registratie een zekerheid voor de betaling van de btw moet worden gesteld als de bestuurder of aandeelhouder van die btw-plichtige die om zijn registratie verzoekt, een natuurlijke of rechtspersoon is die bestuurder of aandeelhouder is of is geweest van een andere rechtspersoon​ die op de datum van ontbinding een belastingschuld heeft van ten minste € 1.000, die is ontstaan in de periode waarin de natuurlijke of rechtspersoon bestuurder of aandeelhouder van deze andere rechtspersoon was en die op de datum van de indiening van de aanvraag tot registratie bij de belastingdienst niet is voldaan.
Wat de voorwaarden en de verplichtingen van dergelijke zekerheidsstelling betreft, hebben de lidstaten een beoordelingsmarge inzake de middelen om zich te verzekeren van de volledige inning van de op hun grondgebied verschuldigde btw en om fraude te bestrijden. Maar deze maatregelen mogen niet verder gaan dan wat nodig is ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 273 van de btw-richtlijn (evenredigheidsbeginsel) en ze mogen geen afbreuk doen aan het neutraliteitsbeginsel van de btw.
Aangaande het evenredigheidsbeginsel merkt het Hof op dat in Slowakije het risico van nieuwe belastingschulden en het bedrag van de zekerheid berekend worden door een computersysteem, zonder dat de btw-plichtige de gelegenheid lijkt te hebben om kennis te nemen van de gegevens die de belastingdienst voor die berekening gebruikt en zonder dat het mogelijk is om dat bedrag aan te passen op basis van informatie die eventueel door deze btw-plichtige wordt verstrekt. In die omstandigheden kan de verplichting om een fiscale zekerheid te stellen in bepaalde gevallen leiden tot een uitkomst die verder gaat dan hetgeen nodig is om te zorgen voor de juiste btw-inning en om belastingfraude te voorkomen, en dan is het evenredigheidsbeginsel niet langer geeëerbiedigd. Bovendien moet volgens het Hof ook rekening worden gehouden met de rol die de aandeelhouder of bestuurder van de rechtspersoon met de belastingschulden speelt bij de oprichting en de leiding van de rechtspersoon waarvan de zekerheid wordt verlangd, alsook met de rol die hij heeft gespeeld bij de oprichting en de leiding van de vroegere rechtspersoon waarvan hij aandeelhouder of bestuurder was.
Wat de neutraliteit van de btw betreft, wat hier neerkomt op het gelijkheidsbeginsel, houdt een maatregel die een zekerheidsstelling vereist om een btw-registratie te bekomen, geen schending van die neutraliteit in.

Dictum van het Hof:
Artikel 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzetten dat de belastingdienst bij de registratie voor de belasting over de toegevoegde waarde van een belastingplichtige, waarvan de bestuurder voorheen bestuurder of aandeelhouder was van een andere rechtspersoon die niet aan zijn belastingverplichtingen had voldaan, verlangt dat die belastingplichtige een zekerheid stelt waarvan het bedrag kan oplopen tot 500 000 EUR, wanneer de van hem verlangde zekerheid niet verder gaat dan noodzakelijk is ter verwezenlijking van de in artikel 273 genoemde doelstellingen, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.
Het gelijkheidsbeginsel moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat de belastingdienst bij de registratie voor de belasting over de toegevoegde waarde van een nieuwe belastingplichtige verlangt dat hij wegens zijn betrekkingen met een andere rechtspersoon die belastingschulden heeft, een dergelijke zekerheid stelt.​

HvJ, C-534/16, BB construct , 26 oktober 2017


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?