Hoofdhuis en vaste inrichting zijn één btw-plichtige, ook al hebben beiden afzonderlijke btw-registratie in dezelfde lidstaat

Gepubliceerd op 2 september 2018

De Duitse vennootschap TGE Gas Engineering GmbH heeft in Portugal een vaste inrichting die daar voor de btw is geregistreerd onder een ander Portugees btw-nummer dan datgene dat eerder aan TGE Gas Engineering was toegekend vooraleer er sprake was van een vaste inrichting. Deze vennootschap heeft samen met een andere onderneming een ESV opgericht. Daarvoor werd het initieel aan deze onderneming toegekend btw-nummer gebruikt, en niet dat van de vaste inrichting. Ingevolge bijzondere regels van toepassing op ESV’s in Portugal, dient de ESV bepaalde handelingen door te rekenen aan de oprichtende partijen, waaronder in casu dus ook de Duitse vennootschap TGE Gas Engineering. De ESV rekende deze handelingen met Portugese btw door aan TGE Gas Engineering op het aan de vaste inrichting van laatstgenoemde toegekende Portugese btw-nummer, en niet op het btw-nummer dat door TGE Gas Engineering werd gebruikt voor de oprichting van het ESV.
De Portugese fiscus weigert TGE Gas Engineering de aftrek van de door het ESV aangerekende Portugese btw, omdat volgens hem die vaste inrichting niet de oprichter is van het ESV en die handelingen dus niet aan die vaste inrichting aangerekend konden worden, maar enkel aan het initieel aan TGE Gas Engineering toegekende Portugese btw-nummer. De Portugese fiscus beschouwt de vaste inrichting en het hoofdhuis dus als twee verschillende entiteiten.
Het Hof van Justitie verwijst naar zijn eerdere rechtspraak waarin wordt gesteld dat een vennootschap die is gevestigd in één lidstaat en haar filiaal in een andere lidstaat, voor de btw één en dezelfde btw-plichtige vormen. Dus moet de btw-aftrek worden toegestaan als aan de materiële voorwaarden voor deze aftrek is voldaan. Het Hof besluit bijgevolg dat een lidstaat geen btw-aftrek kan weigeren, enkel en alleen omdat de btw-plichtige op het moment van de oprichting van een ESV een fiscaal identificatienummer als niet-ingezeten onderneming zonder vaste inrichting heeft gebruikt en voor de doorberekening van de lasten van deze groep het fiscale identificatienummer van het in dezelfde lidstaat gevestigde filiaal heeft gebruikt.

Dictum van het Hof
De artikelen 167 en 168 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/45/EU van de Raad van 13 juli 2010, en het neutraliteitsbeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat de belastingdienst van een lidstaat een vennootschap met zetel in een andere lidstaat en haar filiaal in de eerste lidstaat als twee aparte belastingplichtigen beschouwt omdat deze entiteiten elk een fiscaal identificatienummer hebben en het filiaal daarom het recht ontzegt om de belasting over de toegevoegde waarde over de debetnota’s​ opgesteld door een economisch samenwerkingsverband waarvan de moedermaatschappij lid is, en niet haar filiaal, in aftrek te brengen.

HvJ, C-16/17, TGE Gas Engineering, 7 augustus 2018​


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?