Hof van Justitie moet zich uitspreken over de intercalaire interesten en btw

Gepubliceerd op 24 oktober 2016

Het Hof van Beroep in Gent heeft in de zaak Property Development Company de btw-problematiek over de intercallaire interesten in geval van de onttrekking van een gebouw door een beroepsoprichter voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie.
Wanneer een beroepsoprichter een gebouw bestemd voor de verkoop (voorraadgoed) in gebruik neemt als bedrijfsmiddel door het bv. te verhuren, dan wordt deze handeling ingevolge artike 12, § 1, 3° Wbtw gelijkgesteld met een levering ten bezwarende titel. Over deze handeling is de btw overeenkomstig artikel 33 Wbtw, bij gebrek aan een aankoopprijs, verschuldigd over de kostprijs.
In die zaak had het Hof van Beroep te Antwerpen geoordeeld dat voor het vaststellen van de maastaf van heffing, de intercallaire interesten enkel in aanmerking genomen moeten worden in geval van de verkoop van een nieuw gebouw wanneer contractueel in de verkoopsovereenkomst wordt voorzien dat ze moeten worden betaald aan de verkoper.
Bij een onttrekking zoals bedoeld in artikel 12, § 1 Wbtw behoren de intercalaire interesten volgens het Hof van Beroep in Antwerpen niet tot de maatstaf van heffing.
De administratie tekende tegen dit arrest Cassatieberoep aan waarop dit Hof het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen vernietigde en de zaak verwees naar het Hof van Beroep te Gent.
Dit Hof heeft nu in het kader van de behandeling van het geschil aan het Europese Hof van Justitie de vraag gesteld of deze intercalaire interesten deel uitmaken van de maatstaf van heffing van de onttrekking.
Verzoek aan het HvJ, C-16/14, Property Development Company, 16 januari 2014


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?