Hof van Justitie moet beslissen of België de btw-vrijstelling voor paramedische beroepen terecht beperkt tot de erkende paramedische beroepen

Gepubliceerd op 16 oktober 2017

Sedert 1 januari 2016 (in de praktijk vanaf 1 maart 2016 – via een overgangsregeling zelfs vanaf 1 juli 2016 voor bepaalde prestaties)​ is er btw verschuldigd op onder meer de prestaties van artsen die verband houden met ingrepen en behandelingen met een esthetisch karakter (wet van 26 december 2015​).
Diezelfde wet voerde ook voor de btw-vrijstelling voor paramedische beroepen de voorwaarde in dat het moet gaan om een erkend paramedisch beroep en dat de vrijstelling enkel van toepassing is op de behandelingen welke opgenomen zijn in de RIZIV-nomenclatuur.
Bij het Grondwettelijk Hof werden diverse verzoeken tot nietigverklaring van deze regeling (artikelen 110, 111 en 112 van de Tax Shift wet – wet van 26 december 2015) ingediend door:

Belgisch Syndicaat van Chiropraxie en Bart Vandendries (rol nr. 6429)
de erkende beroepsvereniging  ‘Belgisch Unie van Osteopaten’ en anderen (rol nr. 6462)
de bvba ‘Plast.Surg.’ en anderen (rol nr. 6464)
de vzw ‘Belgian Society for Private Clinics’ en anderen (rol nr. 6465)

Het Grondwettelijk Hof stelt hierover nu enkele prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie.
De eerste vraag is of de btw-vrijstelling inderdaad kan worden voorbehouden aan beoefenaars van een medisch of een paramedisch beroep dat onderworpen is aan de nationale wetgeving op de gezondheidszorgberoepen en die beantwoorden aan de bij die nationale wetgeving bepaalde vereisten, terwijl de vrijstelling niet van toepassing is voor personen die niet aan die vereisten beantwoorden, maar wel aangesloten zijn bij een beroepsvereniging van chiropractors of osteopaten en aan de door die vereniging gestelde eisen beantwoorden.
Een tweede vraag gaat over de discussie of het is toegestaan dat geneesmiddelen en medische hulpmiddelen die worden verstrekt naar aanleiding van een ingreep of een behandeling met een louter esthetisch karakter aan 21% btw worden belast (onderdeel van de ingreep – geen losse verkoop) terwijl het verlaagd btw-tarief van toepassing is op geneesmiddelen en medische hulpmiddelen die worden verstrekt naar aanleiding van een ingreep of een behandeling met een therape​utisch karakter.
Tot slot wil het Hof ook weten of zij de gewijzigde bepalingen, als die volgens het Hof van Justitie geheel of gedeeltelijk vernietigd moeten worden, toch tijdelijk mag handhaven om de wetgever in staat te stellen die bepalingen in overeenstemming te brengen met de btw-richtlijn.
Grondwettelijk hof, 28 september 2017, rolnr. 106/2017


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?