Gratis toegankelijk festival is niet rechtstreeks en onmiddellijk verbonden met de btw-activiteiten

Gepubliceerd op 1 juli 2019

Een vzw heeft enerzijds aan btw onderworpen inkomsten, voornamelijk uit inkomgelden en huuropbrengsten van standplaatsen op evenementen, zoals een kerstmarkt, openluchtrestaurant, enzovoort. Daarnaast organiseert de vzw om de twee jaar een filmfestival in het kader van ‘gezondheid’ en daarbij worden ook bijkomende activiteiten ingericht, zoals jogging, debatten, enzovoort. Dit tweejaarlijks festival wordt gratis voor het publiek ingericht.
De fiscus beschouwt de vzw dan ook als een gedeeltelijke btw-plichtige en weigert de volledige btw-aftrek op alle kosten. Op basis van een breuk met in de teller de aan btw onderworpen omzet en in de noemer diezelfde omzet verhoogd met de subsidie die de vzw voor het inrichting van het tweejaarlijks festival ontvangt, berekent de fiscus een verhoudingsgetal om de btw-aftrek te beperken.
De vzw daarentegen is van oordeel dat de kosten van de organisatie van het gratis toegankelijk festival deel uitmaken van de algemene koste van haar btw-activiteiten die recht op aftrek verlenen. Volgens haar helpt het festival om een netwerk op te bouwen en bekendheid te verwerven zodat ze andere contracten kan afsluiten die aan btw onderworpen opbrengsten genereren. Bovendien zou het festival de vzw in staat stellen om haar team fulltime aan het werk te houden tijdens het laagseizoen. Om de volledige btw-aftrek te motiveren, beroept de vzw zich op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak Sveda. Daar stelde het Hof dat het gratis gebruik van een wandelpad niet wegneemt dat er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de aanleg ervan en de belastbare diensten en goederenlevering die later zullen worden verricht op diezelfde site (horeca, zwembad, …).
Maar volgens de rechter toont de vzw niet aan dat de kosten van het festival zo’n rechtstreeks verband hebben met de btw-activiteiten dat zij er niet los van kunnen worden gezien. Dat het festival gratis toegankelijk is, is op zich geen reden om de aftrek van de btw op de kosten ervan te weigeren. Maar de vzw beperkt zich in haar bewijsvoering tot loutere verklaringen en brengt geen objectieve en verifieerbare elementen aan waaruit blijkt dat het festival een integraal onderdeel is van de btw-activiteiten. Er is dus niets dat wijst op een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen het festival en de btw-activiteiten van de vzw, in tegenstelling tot de zaak Sveda waar de gratis aangeboden activiteit (het wandelpad) bedoeld was om de btw-plichtige bekendheid te doen krijgen en de bezoekers uitgenodigd worden op de plaats waar die btw-plichtige zijn activiteiten uitoefent.

Rb. Luik, rolnr. 17/1032/A, 18 oktober 2018
Fisconetplus​


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?