Geen vrijstelling IC-levering indien de klant van de koper de goederen in België komt ophalen

Gepubliceerd op 1 mei 2018

Artikel 39bis Wbtw stelt vrij van btw: de leveringen van goederen (andere dan onder de margeregeling en andere dan door een vrijgestelde kleine onderneming) aan btw-plichtigen of aan niet-belastingplichtige rechtspersonen die als zodanig optreden in een andere lidstaat en die er aldaar toe gehouden zijn al hun intracommunautaire verwervingen aan de btw te onderwerpen, op voorwaarde dat die goederen vervoerd worden vanuit België naar een andere lidstaat en dat dit vervoer gebeurt door of voor rekening van de verkoper of de koper.​
Een autohandelaar verkoopt diverse wagens aan Spaanse btw-plichtigen met toepassing van de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen (artikel 39bis Wbtw). Uit een onderzoek van de fiscus blijkt dat die wagens niet naar Spanje, maar naar Frankrijk werden vervoerd.
Op zich geen probleem, maar uit diverse stukken blijkt dat de wagens niet werden vervoerd door of voor rekening van de Belgische handelaar, en evenmin door of voor rekening van de Spaanse kopers. De wagens werden afgehaald door ofwel Franse particulieren, ofwel door een externe transportfirma die de wagens in Frankrijk moest afleveren. In het laatste geval kon nergens aangetoond worden dat die transportfirma handelde in opdracht van de Belgische handelaar, noch van de Spaanse koper. De  Belgische handelaar gaf de wagens dus vrij zonder opdracht of volmacht van de Spaanse klanten.
Bijgevolg kan het vervoer vanuit België naar Frankrijk niet gelinkt worden aan de leveringen van de wagens aan de Spaanse klanten en is de vrijstelling voor intracommunautaire levering volgens de fiscus ten onrechte toegepast. In zijn vordering maakt de fiscus eveneens gebruik van de uitgebreide verjaringsbewijs ingeval van vermoedens van fraude (artikel 81bis, § 1, 2de lid, 4° Wbtw).

Uitgebreide verjaringstermijn
De btw-plichtige betwist de uitbreiding van de verjaringstermijn omdat uit de voorafgaandelijke kennisgeving die voor deze uitbreiding vereist is (artikel 84ter Wbtw), niet blijkt dat de btw-plichtige zichzelf een voordeel zou hebben toegekend door toepassing van de btw-vrijstelling, noch dat de Belgische Schatkist benadeeld werd.
De fiscus is van oordeel dat hij niet over bekende feiten of vaststellingen moet beschikken die het bewijs van fraude leveren, maar dat hij enkel opgave moet doen van de ‘aanwijzingen’ inzake belastingontduiking. 
De uitgebreide verjaringstermijn inzake fraude is volgens de tekst van artikel 81bis, § 1, 2de lid, 4° Wbtw van toepassing wanneer de overtreding is begaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden. In dit verband stelt het hof dat:

het bestaan van ‘bedrieglijk opzet’ aangenomen wordt als de overtreding is begaan met de bedoeling zichzelf of een derde een onrechtmatig voordeel te verschaffen, meestal ten nadele van een persoon of van de gemeenschap.
van een ‘oogmerk om te schaden’ is sprake wanneer de overtreding is begaan met de wil om nadeel te berokkenen, zelfs zonder dat de betrokkene enig voordeel uit zijn handeling haalt.

Voor de toepassing van voormelde uitgebreide verjaringstermijn inzake fraude moet de fiscus niet voorafgaand het bewijs leveren van het bedrieglijk opzet of van het oogmerk om te schaden. Het is voldoende dat de fiscus over ernstige vermoedens beschikt die toelaten te veronderstellen dat er sprake is van bedrieglijk opzet of van oogmerk om te schaden.​ Aangezien uit de stukken waarover de Belgische handelaar beschikt meer dan voldoende blijkt dat de wagens nooit naar Spanje werden verzonden en dat de vrijstelling voor intracommunautaire levering niet toegepast had mogen worden, en door in voormelde kennisgeving naar deze stukken te verwijzen, heeft de fiscus correct de verjaringstermijn uitgebreid.
 
Vrijstelling intracommunautaire leveringen
Voor de toepassing van deze vrijstelling bevestigt het Hof dat het vervoer of de verzending van de goederen moet gebeuren door de verkoper (de Belgische handelaar), de koper (de Spaanse kopers) of voor hun rekening. Een vervoer dat geschiedt door of voor rekening van een daaropvolgende klant van de koper (de Franse klanten van de Spaanse kopers) laat niet toe de levering aan de koper (de Spaanse kopers) vrij te stellen.
In deze zaak wordt niet betwist dat het vervoer niet gebeurd is door of voor rekening van de verkoper. Dus moet de verkoper aantonen dat het vervoer gebeurde door of voor rekening van de koper (de Spaanse klanten). Maar hier slaagt de btw-plichtige niet in. Het hof erkent dat de volgende kopers (de Franse klanten) de goederen kunnen afhalen en vervoeren voor rekening van de eerste koper (de Spaanse koper), maar ook hiervan wordt geen bewijs voorgelegd.
De fiscus heeft dan ook terecht de Belgische btw op deze leveringen ingevorderd.

HvB Antwerpen, rolnr. 2015/AR/612, 7 februari 2017


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?