Geen btw-aftrek op kosten gemaakt voor managementdiensten die niet aan de groepsondernemingen worden aangerekend

Gepubliceerd op 24 mei 2017

MVM, een energiebedrijf dat elektriciteitscentrales en optische vezelnetwerken verhuurt, bezit talrijke ondernemingen die zich hoofdzakelijk bezighouden met de opwekking of de distributie van elektriciteit. MVM is verantwoordelijk voor het strategisch management van deze groep.
​In verband hiermee kocht MVM juridische diensten en diensten op het vlak van bedrijfsbeheer en public relations. 
In eerste instantie maakte MVM die kosten voor zichzelf (in het kader van de activiteiten op het gebied van verhuur van elektriciteitscentrales en optische vezelnetwerken). Maar dergelijke diensten werden ook aangekocht voor de groep, en voor de afzonderlijke leden van de groep.
MVM recupereerde alle btw die over voormelde diensten verschuldigd was, ook in de gevallen waar die diensten in het belang van de volledige groep waren verleend of wanneer zij rechtstreeks verband hielden met de belaste activiteit van de andere groepsleden. Maar deze gemaakt kosten bracht MVM (enkele uitzonderingen daargelaten) niet in rekening aan haar dochterondernemingen. Evenmin ontving MVM een algemene vergoeding voor haar strategisch management.
De vraag is hier of er sprake is van een ‘economische activiteit’ die recht geeft op btw-aftrek, wanneer een holding zich mengt in het beheer van haar dochterondernemingen zonder dat ze aan die dochters de door haar voor deze inmenging aangekochte diensten doorrekent, noch de btw daarover in rekening brengt.
Uit vaste rechtspraak van het Hof blijkt  dat de inmenging van een holding in het beheer van de vennootschappen waarin zij deelnemingen heeft genomen, een ‘economische activiteit’ is, voor zover in het kader ervan handelingen worden verricht die op grond van artikel 2 van de btw-richtlijn aan de btw onderworpen zijn (bv. de verlening van administratieve, financiële, commerciële en technische diensten door de holding ten behoeve van haar dochterondernemingen).
Volgens artikel 2 van de btw-richtlijn zijn onder meer aan de btw onderworpen: de diensten die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende btw-plichtige onder bezwarende titel worden verricht.
Aangezien MVM geen vergoeding van haar dochterondernemingen ontving voor het centrale beheer van de activiteiten van de groep, is er geen sprake van belastbare handelingen in de zin van artikel 2 van de btw-richtlijn, en dus evenmin van handelingen in de uitoefening van een ‘economische activiteit’.​ MVM heeft bijgevolg geen recht op aftrek van de btw die zij heeft opgelopen over de aankoop van de diensten die verband houden met haar handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw-richtlijn vallen.
​Volgens het Hof is het moeilijk denkbaar dat voormelde diensten verband houden met de btw-activiteit van MVM (de verhuur van elektriciteitscentrales en optischevezelnetwerken), wat de aftrekbaarheid van de btw geheven van deze diensten alsnog zou kunnen rechtvaardigen, maar daar moet de nationale rechter over oordelen. Dat MVM haar managementdiensten die ze enkele jaren later verricht effectief aan haar dochterondernemingen​ aanrekent, betekent geenszins dat de kosten van diensten die enkele jaren daarvoor gemaakt werden, in de prijs van die latere aan btw onderworpen managementdiensten opgenomen zou zijn.
En dat de btw op voormelde diensten aftrekbaar zou zijn omdat ze in het belang van de groep waren en ze verband houden met de economische activiteiten van de volledige groep, is van geen belang voor het Hof, dat erop wijst dat het feit dat de btw over de betrokken diensten niet in aftrek kan worden gebracht, het gevolg is van de keuze van MVM om haar managementdiensten niet in rekening te brengen aan de groepsleden.​
HvJ, C-28/16, MVM, 12 januari 2017


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?