Fiscus bevestigt haar standpunt over verhuur materialen bij toegang tot inrichting voor sport, cultuur of vermaak

Gepubliceerd op 24 oktober 2016

Overeenkomstig rubriek XXVIII van tabel bij het kB nr. 20 is aan het tarief van 6% onderworpen: de toekenning van het recht op toegang tot inrichtingen voor cultuur, sport of vermaak, alsmede de toekenning van het recht gebruik ervan te aken, met uitzondering van de toekenning van het recht gebruik te maken van automatische ontspanningstoestellen en met uitzondering van de terbeschikkingstelling van toerende goederen.
De verhuur van roerende goederen is in de regel onderworpen aan het tarief van 21%. Maar wanneer dergelijke verhuur kadert binnen de exploitatie van een inrichting voor cultuur, sport of vermaak moet volgens de administratie het volgend onderscheid worden gemaakt:
Enige prijs
Wanneer zonder prijstoeslag bovenop de toegang of het gebruik van de inrichting de roerende goederen ter beschikking worden gesteld die een integrerend deel van de inrichting uitmaken zodanig dat het gebruik van de inrichting zonder die goederen niet mogelijk is, dan blijft de gehele prijs onderworpen aan het verlaagd tarief van 6% (golfclub en -bal bij minigolf, fitnesstoestellen in een fitnesszaal, karts op een kartcircuit, …)
Facultatieve terbeschikkingstelling
Heeft de gebruiker de mogelijkheid zijn eigen uitrusting te gebruiken en vraagt de exploitant een prijstoeslag aan de gebruikers die zelf geen materiaal hebben, dan is de prijstoeslag onderworpen aan het tarief van 21%.
Hetzelfde geldt wanneer de exploitant op de globale prijs voor de toegang en het gebruik van de inrichting en de verhuur van de materialen, een korting toestaat aan de bezoeker die zijn eigen materiaal gebruikt. In deze situatie zal de globale prijs uitgesplitst moeten worden en is het gedeelte dat gevraagd wordt voor het gebruik van de roerende goederen onderworpen aan het tarief van 21%.
De administratie publiceert deze voormelde bepalingen in haar beslissing nr. E.T. 113.196 van 10 april 2014. In feite zijn deze standpunten niet nieuw, ze zijn een herhaling van wat reeds te lezen staat in de Btw-handleiding, versie 1 februari 2012).
Tot slot verduidelijkt de fiscus nog de context van de uitspraak van het Hof van Beroep te Luik van 9 maart 2007 waarin geoordeeld werd dat de prijs voor de terbeschikkingstelling van een vliegtuig om zweefvliegers de lucht in te krijgen aan het tarief van 6% was onderworpen.
Volgens de fiscus oordeelde het Hof dit terecht omdat de terbeschikkingstelling van het vliegtuig met piloot kaderde in de exploitatie van een vliegveld die haar leden in staat stelt de zweefvliegsport te beoefenen (zowel de installaties, de banen als het vliegtuig met piloot) en dit vliegtuig niet echt ter beschikking wordt gesteld aan de leden aangezien zij dit vliegtuig niet besturen, noch werkelijk gebruiken.
Fisconetplus, beslissing nr. E.T. 113.196 van 10 april 2014


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?