Een autonoom gemeentebedrijf exploiteert meerdere sportinrichtingen waar ze diensten verleent aan particulieren en verenigingen en clubs die gebruik maken van de faciliteiten.
De fiscus meent dat de terbeschikkingstelling van de sportinfrastructuur een vrijgestelde onroerende verhuur is (art. 44, § 3, 2° Wbtw).
Maar het Hof van Beroep in Luik oordeelde (2 maart 2016, rolnr. 2013/RG/1625) dat er in deze geen sprake is van een vrijgestelde verhuur, maar van het verlenen van toegang tot een sportinfrastructuur en het recht ervan gebruik te maken, omdat de exploitant
steeds de bovenhand houdt op de organisatie van de schema’s;
standaardformulieren opstelt die de kandidaat-gebruikers moeten invullen;
het onderhoud van de installaties verzekert;
een aanzienlijk aantal personeelsleden hiervoor inzet;
de verzekeringsnemer is voor het gebouw en de inhoud;
sancties oplegt en toegang weigert aan gebruikers die schade berokkenen of de reglementen niet naleven.
Volgens het Hof van Cassatie heeft het Hof van Beroep zijn beslissing afdoend gemotiveerd.
Cassatie, 24 november 2017, rolnr. F.16.0089.F
Bestaande klant?
Nieuwe klant?
Bericht voor abonnees: heb je een btw-vraag? Log dan in en stel je vraag via de “stel uw vraag” knop bovenaan.
De btw-lijn BV
Roderveldlaan 100 bus 6
2640 Mortsel (België)
info@btw-lijn.be
BE 0629.761.216