Btw verschuldigd op pro bono diensten betaald door de in het ongelijk gestelde partij

Gepubliceerd op 27 oktober 2025

Een in Bulgarije voor btw geregistreerde advocaat verleende gratis rechtsbijstand (vertegenwoordiging en bijstand) aan een cliënt die op basis van de Bulgaarse wetgeving in aanmerking kwam voor kosteloze bijstand waarbij als de cliënt de procedure wint, de in het ongelijk gestelde wederpartij verplicht is om een door de rechter vastgesteld honorarium (de wetgeving voorziet in een minimumbedrag dat moet worden toegekend) aan de advocaat van de winnende partij te betalen.

Bij de toekenning van het honorarium aan de betrokken advocaat hield de rechter geen rekening met btw waarop de advocaat aan de rechter vraagt om ook de btw bovenop het vastgestelde bedrag toe te kennen. Maar de rechter twijfelt of de toegekende vergoeding wel aan btw is onderworpen. Kan voormelde dienst beschouwd worden als zijnde verricht ten bezwarende titel?

Het Hof herhaalt haar rechtspraak dat een dienst maar aan btw onderworpen kan zijn als die ten bezwarende titel wordt verricht door een btw-plichtige (artikel 2, lid 1, c) btw-richtlijn). Om van een dienst ‘ten bezwarende titel’ te kunnen spreken, moet er een rechtstreeks verband bestaan tussen de verrichte dienst en een werkelijk door de btw-plichtige ontvangen tegenprestatie. Dat is het geval als er tussen de dienstverrichter en de ontvanger van de dienst een rechtsbetrekking bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld.

Volgens het Hof is dit rechtstreeks verband hier aanwezig en komt het voort uit zowel de overeenkomst als de wet. Enerzijds hebben de advocaat en zijn cliënt een overeenkomst gesloten voor het verrichten van een dienst inzake juridische bijstand en anderzijds moet de tegenpartij van de cliënt, omdat die in het ongelijk is gesteld, volgens de Bulgaarse wetgeving aan de advocaat een honorarium betalen waarvan het bedrag is vastgesteld aan de hand van de wettelijke regeling, uitgaande van de minimumbedragen voor advocatenhonoraria.

Voor het bestaan van dit directe verband is niet vereist dat de tegenprestatie rechtstreeks door de afnemer van de dienst (de cliënt) wordt voldaan. De vergoeding mag ook door een derde worden betaald.

Dit rechtstreeks verband wordt evenmin verbroken doordat het honorarium onzeker zou zijn omdat het enkel wordt toegekend als de tegenpartij in het ongelijk wordt gesteld en er geen garantie is op het slagen van de gerechtelijke procedure. Als ze worden toegekend, dan vormen ze wel degelijk de tegenprestatie voor de dienst van de advocaat.

De rechtspraak over de situatie waar een passant vrijwillig geld geeft aan een straatmuzikant (zaak Tolsma, C-16/93 dd. 03.03.1994) of een btw-plichtige die prijzengeld wint door met een paard deel te nemen aan een wedstrijd (zaak Bastova, C-432/15 dd. 10.11.2016) zijn hier niet relevant.


Dictum van het Hof

Artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat de vertegenwoordiging in rechte van een partij door een advocaat, in omstandigheden waarin deze dienst gratis wordt verleend, maar de wetgeving van de betrokken lidstaat bepaalt dat indien de wederpartij wordt verwezen in de kosten, deze ook wordt gelast die advocaat honoraria te betalen waarvan die wetgeving het bedrag bepaalt, een verrichting van diensten onder bezwarende titel in de zin van deze bepaling vormt.

HvJ, C-744/23, T.P.T., 23 oktober 2025


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?