Fiscus legt uitspraken Hof van Justitie over de btw-reisbureauregeling naast zich neer

Gepubliceerd op 14 februari 2017

Op 26 september 2013 oordeelde het Europese Hof van Justitie dat elke btw-plichtige die in zijn eigen naam reizen verkoopt, maar die deze reisdiensten niet met zijn eigen middelen verstrekt omdat hij daarvoor beroep doet op derden, de bijzondere regeling van btw-heffing over de winstmarge moet toepassen. Of de reis daarbij verkocht wordt aan de reiziger, of aan iemand anders zoals bv. een doorverkoper van die reizen, speelt volgens het Hof geen enkele rol. Het Hof stelde met zijn uitspraak de Europese Commissie in het ongelijk die van oordeel was dat die bijzondere reisbureauregeling enkel en alleen van toepassing was wanneer de reis verkocht werd aan de reiziger.
Verschillende lidstaten hebben vervolgens hun btw-regeling voor de reisbureaus aan deze uitspraak van het Europese Hof aangepast. Andere lidstaten hebben er echter geen gevolg aan gegeven.
De Belgische fiscus heeft nu ook beslist de rechtspraak van het Hof naast zich neer te leggen en de bijzondere btw-regeling voor reisbureaus enkel toe te staan wanneer een reisbureau een reis verkoopt aan de reiziger. De zogenaamde verkoop van samengestelde reizen aan andere personen dan aan reizigers, zal onderworpen moeten worden aan de normale btw-regels. Hoe deze normale regels dan toegepast moeten worden op pakketreizen waar maaltijden, overnachting, vluchten, enz. inbegrepen zijn is vandaag nog niet duidelijk. De circulaire nr. 33 van 8 november 1978 zal vervangen worden door een nieuwe circulaire die dit nieuwe standpunt moet verduidelijken.
Dit nieuwe standpunt kan verregaande gevolgen hebben op btw-vlak voor de btw-plichtige die pakketreizen aankoopt om ze door te verkopen. Zo is de kans op dubbele btw-heffing zeer reëel wanneer een Belgische btw-plichtige een pakketreis aankoopt bij een reisbureau dat gevestigd is in een lidstaat die op de verkoop ervan aan niet-reizigers wel de bijzondere margeregeling toepast (zoals het ook zou moeten volgens het Europese Hof). Die verkoper zou in zijn lidstaat op de pakketreis btw afdragen via de margeregeling terwijl de Belgische btw-plichtige koper gehouden kan zijn om op de pakketreis de Belgische btw te voldoen via de verlegging van heffing.
De Belgische btw-plichtige die de pakketreis vervolgens aan de reiziger verkoopt zal noch die Belgische btw die hij zelf heeft moeten voldoen, noch de buitenlandse btw die onder de margeregeling is betaald, kunnen recupereren.
Hij zal in België in principe ook nog eens btw moeten betalen via de margeregeling. Maar zijn winstmarge wordt in de Belgische regeling forfaitair berekend over de totale verkoopprijs en houdt geen enkele rekening met de effectief gerealiseerde marge en de aankoopprijs van de reis waarover in de andere lidstaat reeds btw via de margeregeling is voldaan.
De fiscus zal dus uitermate voorzichtig moeten omspringen om deze regeling in België in te voeren, al is het maar om te vermijden dat in België gevestigde verkopers van reizen zullen uitwijken naar een andere lidstaat of een derdeland waar ze door een correcte toepassing van de huidige Europese regelgeving minder btw op hun omzet zullen moeten afdragen en minder btw-kosten op hun aankopen zullen oplopen.
Vr. & Antw. Kamer, 2016-2017, 54-102, 20 januari 2017, vraag nr. 1391, L. Van Biesen, 28 december 2016


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?