Verhuur raamruimte voor prostitutie is vrijgestelde onroerende verhuur

Een btw-plichtige stelt de verhuur van raamruimten voor prostitutie vrij van btw op basis van artikel 44, § 3, 2° Wbtw. Volgens de fiscus ten onrechte en is het aan de btw-plichtige om aan te tonen dat hij de btw-vrijstelling terecht heeft toegepast.

Het hof van beroep (Gent dd. 17.05.2022) gaf de btw-plichtige gelijk. De verhuur van een onroerend goed wordt gekenmerkt door een betrekkelijk passieve activiteit van de verhuurder, die enkel verband houdt met het tijdsverloop en geen toegevoegde waarde van betekenis oplevert.

Uit het dossier bleek dat de sekswerkers de gelden voor hun werk autonoom inden en dat de btw-plichtige hierop geen commissie kreeg. Bij het plaatsbezoek werd niet vastgesteld dat de btw-plichtige nog andere diensten verstrekte (zoals het schenken van dranken). Tijdens de huurperiode van 8 uur had de betrokken sekswerker exclusief recht van genot en vrije toegang tot de ruimtes wanneer hij/zij dat wenste.

De fiscus tekende Cassatieberoep aan. Maar Cassatie bevestigt de uitspraak van het hof van beroep dat voldoende gemotiveerd heeft waarom er sprake is van een vrijstelde onroerende verhuur.

Dat de huurder het gedeelte van het gebouw enkel kan en mag gebruiken voor het verrichten van welbepaalde diensten, is volgens het Hof geen belemmering voor een vrijgestelde onroerende verhuur.


Cassatie, rolnr. F.22.0158.N, 22 februari 2024

Jaren voorafgaand aan een btw-activiteit zijn niet automatisch een opstartperiode van die btw-activiteit

Een vennootschap die bij de btw is geregistreerd voor de activiteit van overige adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer en adviesbureaus op het gebied van bedrijfsvoering, breidt tien jaar na haar oprichting haar doel uit met de aan- en verkoop, de restauratie & renovatie, huur en verhuur, het aanwenden van-, het ter beschikking stellen van-, het deelnemen aan events- en tentoonstellingen, voor publiciteits- en commerciële doeleinden en het versterken van de intrinsieke en de marktwaarde, van kunst en decoratiewerken, in binnen- en buitenland.

Over een periode van drie jaar koopt de onderneming voor meer dan 1 miljoen euro aan decoratieve werken. Deze waren volgens een verklaring van de zaakvoerder niet voor de verkoop bestemd. Met betrekking tot deze werken werden de volgende handelingen verricht:

  • 2014: de verkoop van één schilderij;
  • 2014-2015: 8.200 euro omzet geboekt uit de verhuur van kunstwerk – deze omzet werd steeds teruggeboekt en er werden nooit facturen uitgereikt;
  • 2015: 5 verkoopfacturen voor de verhuur van 10 decoratieve werken voor in totaal 9.000 euro aan de bestuurder en andere verbonden vennootschappen – er werden geen schriftelijke overeenkomsten opgemaakt en de facturen vermelden noch de naam van het kunstwerk, noch de huurperiode;
  • 2016: beperkte verhuur aan verbonden vennootschappen of andere gelinkte personen – er werden geen schriftelijke overeenkomsten opgemaakt.

Volgens de rechtbank (Brugge dd. 06.01.2020) is er voor de gecontroleerde periode 2014-2015 geen sprake van een economische activiteit die bestaat uit de verkoop en/of verhuur van decoratieve werken.

Het hof van beroep (Gent dd. 07.12.2021) kwam tot dezelfde conclusie. De beperkte verhuring, uitsluitend aan gelieerde ondernemingen, zonder verkoop (met uitzondering van 1 factuur), zonder enige publiciteit en met een uiterst minimale omzet in verhouding tot de waarde van de aangekochte schilderijen, toont aan dat de onderneming in werkelijkheid in 2014 en 2015 geen economische activiteit had met betrekking tot de decoratieve werken. Dat er enkele jaren later (vanaf 2019) wel zo’n activiteit is ontstaan,  volstaat niet om de jaren 2014-2015 te kunnen beschouwen als een aanloopperiode daarvan. Het argument van de btw-plichtige dat het om een ‘voorzichtige opstart’ van die activiteit ging, is volgens het hof niet geloofwaardig en kan niet worden verklaard op economische of financiële gronden. De verhuring aan uitsluitend gelieerde ondernemingen is tegen die achtergrond te beschouwen als het wekken van een schijn dat er wel een economische activiteit was, in tegenstelling tot de werkelijkheid.

De btw-plichtige tekende tegen dit arrest Cassatieberoep aan. Op basis van de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie stelt het Hof van Cassatie dat als een btw-plichtige voorhoudt goederen of diensten te verwerven in het kader van een economische activiteit in opstart, om de over die goederen of diensten verschuldigde btw te kunnen aftrekken, dan moet de nationale rechter nagaan of die wilsverklaring van de btw-plichtige, gelet op de omstandigheden van de zaak, ondersteund wordt door objectieve gegevens en te goeder trouw is afgelegd.

Volgens Cassatie heeft het hof van beroep in zijn arrest voldoende gemotiveerd waarom er in de jaren 2014-2015 geen sprake was van een opstartperiode van een btw-activiteit en de fiscus bijgevolg terecht de btw-aftrek heeft geweigerd.


Cassatie, rolnr. C.22.0154.N, 22 februari 2024

Uitstel voor de bijkomende gegevens over btw-aftrek via verhoudingsgetal of werkelijk gebruik

De fiscus bevestigt wat we vorige week al aankondigden, namelijk een uitstel van de nieuw ingevoerde verplichting voor gemengde en gedeeltelijke btw-plichtigen om gedetailleerde informatie te bezorgen over hun btw-aftrek. In principe moeten deze btw-plichtigen bij hun btw-aangifte van het eerste kwartaal of één van de eerste drie maanden van 2024 (of die van april of mei 2024 voor de gemengde belastingplichtigen die het werkelijk gebruik al toepasten op 31 december 2022) die detailinformatie meedelen, gebaseerd op de cijfers van 2023.

De fiscus laat nu weten dat zij deze info maar moeten meegeven bij hun btw-aangifte van het tweede kwartaal 2024 of die van juni 2024. En ingevolge de zomerregeling betekent dit dat deze btw-plichtigen tot 9 augustus 2024 hebben om deze info mee te delen.

Ter herinnering, die bijkomende info betreft het verhoudingsgetal, of bij toepassing van het werkelijk gebruik, de procentuele toewijzing van de aangerekende btw aan:

  • de kosten voor de activiteiten waarvoor recht op aftrek bestaat;
  • de kosten voor de activiteiten waarvoor geen recht op aftrek bestaat;
  • de gemengde kosten.

Daarnaast moet(en) bij het werkelijk gebruik ook het (de) bijzondere verhoudingsgetal(len) meegedeeld worden.

Btw-plichtigen die het werkelijk gebruik toepassen, mogen bovendien deze bijkomende info baseren op een raming. Pas bij de aangifte van het derde kwartaal 2024 (in te dienen uiterlijk op 21 oktober 2024) of die van november 2024 (in te dienen uiterlijk op 20 december 2024) moeten zij die detailinfo geven op basis van de definitieve cijfers van 2023.


FOD Financiën, nieuwsbericht, 8 april 2024

6% voor overdracht auteursrecht op fotoreportages door fotograaf aan openbaar bestuur

Een publiekrechtelijk lichaam geeft opdracht aan een fotograaf om fotografische producties te realiseren. Er is overeengekomen dat de opdrachtgever de exclusieve eigendomsrechten van de resultaten en de producten van de opdracht verkrijgt, waaronder de auteursrechten. De opdrachtgever heeft het recht deze producties te gebruiken, te bewerken, te vermenigvuldigen en te verspreiden op alle mogelijke wijzen.

De fotograaf zal uitsluitend een vergoeding ontvangen voor de foto’s die volgens de vrije keuze van de opdrachtgever daadwerkelijk worden gepubliceerd.

Er is geen sprake van een door artikel 44 Wbtw vrijgesteld contract tot uitgave aangezien de opdrachtgever niet de verplichting aangaat om de fotografische werken te publiceren.

Volgens de rulingcommissie is op voormelde dienstverlening het verlaagd btw-tarief van 6% van toepassing. Het gaat om de overdracht van auteursrechten en het verlenen van rechten op auteursrechten zoals bedoeld in onder cijfer 1 van rubriek XXIX van tabel A van de bijlage bij KB 20. Het gaat duidelijk niet om een typische reclameopdracht (diensten inzake reclame zijn uitgesloten van voormeld verlaagd btw-tarief). De foto’s worden niet gecreëerd om de verkoop van een welbepaald product of welbepaalde dienst te bevorderen of om de getrouwheid aan een handelsmerk te versterken. De opdrachtgever streeft met deze opdracht en door de publicatie van de fotografische werken een openbaar doel na.

De rulingcommissie bevestigt ook nog dat bestuurders of zaakvoerders (natuurlijke personen) niet verplicht zijn om zich als btw-plichtige te laten identificeren voor de overdracht, naast de uitoefening van hun statutair mandaat, van auteursrechten of het verlenen van licenties daarop aan de rechtspersoon waarvan zij bestuurder of zaakvoerder zijn.


Fisconetplus, voorafgaande beslissing nr. 2023.0829, 5 december 2023

Geen verlaagde btw voor inkomsten uit speeltuigen in winkelcentrum

Elite Games is een Roemeense onderneming actief in recreatie- en vrijetijdsactiviteiten voor kinderen. Zij stelt speeltuigen ter beschikking in speciaal daartoe uitgeruste ruimten in grote winkelcentra. Die toestellen kunnen gebruikt worden door muntjes te kopen uit automaten.

Op haar ontvangsten hiervan droeg de onderneming 5% btw af, maar de fiscus vond dat hierop het btw-tarief van 19% van toepassing is.

De Roemeense rechter die zich in deze zaak moet uitspreken, vraagt aan het Europese Hof van Justitie of de inkomsten uit de terbeschikkingstelling van die automaten in zo’n afgebakende ruimte in een winkelcentrum of andere handelsruimten niet beschouwd moet worden als de toegangsprijs voor een amusementspark zoals bedoeld in punt 7 van de bijlage III bij de btw-richtlijn. Op basis van die bepaling hanteert Roemenië een verlaagd btw-tarief van 5% voor diensten die bestaan in het verlenen van toegang tot onder meer amusementsparken en recreatieparken.

In de zaak Phantasialand (C-406/20 dd. 09.09.2021) oordeelde het Europese Hof dat de btw-richtlijn, noch de uitvoeringsverordening bij die btw-richtlijn een definitie bevat van het begrip ‘amusementsparken’ zoals bedoeld in punt 7 van de bijlage III bij de btw-richtlijn. Maar evenmin is voorzien dat de lidstaten deze begrippen moeten omschrijven. Dus gaat het om een autonoom begrip van het Unierecht dat op het gehele grondgebied van de Unie uniform moet worden uitgelegd. Dat begrip moet bijgevolg enerzijds worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis ervan in het dagelijkse taalgebruik, maar anderzijds is ook een strikte uitlegging vereist, omdat het toepassen van een verlaagd btw-tarief een uitzondering vormt van het beginsel dat het normale btw-tarief van toepassing is.

Met de uitdrukking ‘amusementspark’ wordt volgens het Hof bedoeld: een ontsloten terrein met verschillende voorzieningen voor ontspanning en vermaak. Uit die tekst volgt dat het moet gaan om een ruimte op het grondoppervlak die speciaal is ingericht om installaties voor ontspanning en vermaak te exploiteren. Een louter afgebakende ruimte op een bepaalde plaats op zich is niet voldoende.

De installatie in een afgebakende ruimte binnen handelsruimten of winkelcentra, van speelautomaten voor individueel of collectief gebruik komt dus niet in aanmerking voor het verlaagd btw-tarief dat lidstaten mogen toepassen op de toegangsprijzen voor amusementsparken.


Dictum van het Hof (vertaald via deepl)

Artikel 98, lid 2, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, gelezen in samenhang met punt 7 van bijlage III bij deze richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat de installatie, op een afgebakende plaats in handelsruimten of winkelcentra, van speelautomaten voor individueel of collectief gebruik die worden geëxploiteerd door middel van jetons die van de houder worden gekocht of, in voorkomend geval, na betaling van een vergoeding aan de houder, niet valt onder het begrip “speelpark” in de zin van dat punt 7. Bijgevolg kunnen de diensten die daartoe toegang verlenen, niet in aanmerking komen voor het verlaagde tarief van de belasting over de toegevoegde waarde dat de lidstaten mogen toepassen op de toegangsprijzen voor speelautomaten.

HvJ, C-576/23, Elite Games, 14 maart 2024

Btw-aftrek voor na afloop concessie bijkomend gefactureerde vergoeding op basis van gecertificeerde omzet

Een btw-plichtige baat op basis van concessieovereenkomsten enkele eetgelegenheden uit in stations van de NMBS. Die laatste zet die overeenkomsten stop waardoor de btw-plichtige met ingang van 1 december 2017 hieruit geen inkomsten meer haalt.

De NMBS factureert nadien nog een bijkomende vergoeding (149.500,00 euro + 31.395,00 euro btw) voor die concessies. De factuur hiervoor vermeldt als omschrijving ‘bijfacturatie op basis van gecertificeerde omzet voor de periode 09/03/2018 tot 09/03/2018’. Omdat de btw-plichtige op die datum geen inkomsten meer haalde uit de betrokken eetgelegenheden, weigert de fiscus de btw-aftrek.

Voor de rechter is het op basis van de voorgelegde gegevens duidelijk dat deze bijkomende facturering wel degelijk kadert  in de economische activiteiten van de btw-plichtige, ondanks de vermelding van de datum 9 maart 2018 op de factuur. Het gaat over door de NMBS verleende diensten in het kader van de (stopgezette) concessieovereenkomsten waarvoor pas in maart 2018, dus nadat de concessies onmiddellijk zijn stopgezet, een zogenaamde ‘bijfacturatie’ wordt gedaan door de NMBS.


Rb. Brussel, rolnr. 2021/2999/A, 6 februari 2024

Meer uitleg over de uitbreiding 6% btw op afbraak en heropbouw naar woningen voor langdurende verhuur aan particulieren

Bekijk ook ons filmpje hierover op Taxflix

De regering wil vanaf 1 juni 2024 het verlaagd btw-tarief van 6% voor afbraak en heropbouw uitbreiden naar de woningen die bestemd zijn om voor minstens 15 jaar te worden verhuurd als hoofdverblijfplaats aan particulieren. Daarnaast zou er ook nog een uitbreiding komen van het verlaagd btw-tarief voor afbraak en heropbouw van woningen bestemd voor het sociaal huisvestingsbeleid (zie ook ons nieuwsbericht dd. 21.03.2024)


Eerste uitbreiding: langdurende verhuur aan particulieren

Vanaf 1 juni 2024 zou het verlaagd btw-tarief van 6% ook van toepassing zijn op de afbraak en de daarmee gepaard gaande heropbouw van woningen bestemd voor de langdurende verhuur als hoofdverblijfplaats aan particulieren. Daarvoor moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn:

  • de werken in onroerende staat van afbraak en de heropbouw moeten plaatsvinden op hetzelfde kadastrale perceel;
  • de heropgerichte woning moet door de bouwheer als woning worden verhuurd aan een natuurlijke persoon die er zonder uitstel zijn domicilie zal hebben;
  • de bewoonbare oppervlakte van de woning mag niet meer bedragen dan 200m².

De twee laatste voorwaarden moeten vervuld blijven tot minstens 31 december van het vijftiende jaar dat volgt op het jaar waarin de woning voor het eerst in gebruik of in bezit werd genomen. Het btw-voordeel blijft behouden als er binnen deze periode een redelijke termijn is tussen twee verhuren, zolang de verhuurder aantoont dat hij al het mogelijke heeft gedaan om de woning onder deze voorwaarden verder te verhuren.

De nieuwe regeling zal ook afhankelijk zijn van het vervullen van een reeks vormvoorwaarden die we al kennen van de reeds bestaande regeling:

  • indienen van een elektronische melding via MyMinfin voordat de btw opeisbaar wordt, waarin de bouwheer verklaart dat het gaat om  een woning bestemd voor de verhuur aan een particulier die er zonder uitstel zijn domicilie zal nemen, waarbij de volgende bijlagen worden toegevoegd:
    • omgevingsvergunning;
    • aannemingscontracten;
  • aan de dienstverrichters een afschrift van deze melding bezorgen;
  • dienstverrichters verwijzen op hun factuur naar deze verklaring als rechtvaardiging voor de toepassing van de 6% btw.

Tot slot is ook vereist dat de verhuurder de schriftelijke huurovereenkomst, of de opeenvolgende huurovereenkomsten om aan de 15-jarige termijn te voldoen, laat registreren.


Tijdsbeperking

Zoals onder de huidige regeling zal ook bij de langdurende verhuur aan particulieren het verlaagd btw-tarief maar van toepassing zijn op de onroerende werken van afbraak en heropbouw waarop de btw opeisbaar wordt uiterlijk op 31 december van het jaar van de eerste ingebruikneming of eerste inbezitneming.


Uitsluitingen

Naar gewoonte zullen nu ook de volgende handelingen van de btw-verlaging worden uitgesloten:

  • werken in onroerende staat en andere onroerende handelingen die geen betrekking hebben op de eigenlijke woning, zoals bebouwingswerken, tuinaanleg en oprichten van afsluitingen;
  • werken in onroerende staat en andere onroerende handelingen die tot voorwerp hebben de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van zwembaden, sauna’s, midgetgolfbanen, tennisterreinen en dergelijke installaties;
  • gehele of gedeeltelijke reiniging van een woning.


Tweede uitbreiding: sociale huisvesting

De huidige regeling voorziet ook in de toepassing van het verlaagd btw-tarief voor de na afbraak heropgerichte woningen die bestemd zijn voor de verhuur aan of via (een beheersmandaat) een sociaal verhuurkantoor of een door de bevoegde overheid inzake sociaal huisvestingsbeleid erkende maatschappij voor sociale huisvesting. Die maateregel zal uitgebreid worden naar de woningen bestemd voor de verhuur aan of via (een beheersmandaat) door de bevoegde overheid inzake sociaal huisvestingsbeleid erkende andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen met sociaal oogmerk.


Bezwarend bezit

Ook de woningen die onder de twee nieuwe regelingen vallen, zullen als bezwarend bezit worden beschouwd voor de verlaagde btw van 6% voor afbraak en heropbouw van de enige en hoofdzakelijke eigen woning. Particulieren die investeren in woningen voor verhuur, ook al is die bedoeld in één van voormelde uitbreidingen, zullen dus mogelijks een terugstorting moeten doen van het btw-voordeel dat ze genoten hebben bij het verwerven van hun enige woning aan 6% btw wegens afbraak en heropbouw.

Minister verduidelijkt btw-regels voor opladen wagen in België door buitenlandse btw-plichtige

De levering van stroom afgenomen via een laadpaal door een btw-plichtige van wie de hoofdactiviteit niet bestaat uit de wederverkoop van stroom, vindt voor de btw plaats waar de afnemer het effectieve gebruik en verbruik van de elektriciteit heeft (artikel 14bis, a) Wbtw). De minister bevestigt dat dit de plaats is waar de stroom opgeladen wordt. Dit standpunt werd unaniem aangenomen door het btw-comité (118de vergadering dd. 19.04.2021) en overgenomen door de fiscus in zijn circulaire 2021/C/113 dd. 20.12.2021.

Als een Luxemburgse onderneming een bedrijfswagen ter beschikking stelt van een werknemer die in België woont, en die laatste laadt de wagen op aan een oplaadpunt in België, dan vindt de levering van de stroom plaats in België.

Wordt de brandstof gefactureerd aan de Luxemburgse onderneming, dan moet de leverancier volgens de minister een factuur uitreiken met Belgische btw. De minister verwijst naar een mogelijke verlegging van heffing van die Belgische btw ingevolge artikel 51, § 2, 1ste lid, 5° Wbtw. Maar die verwijzing is technisch gezien niet altijd correct. Op een levering van stroom in België door een buitenlandse leverancier aan een afnemer die een Belgisch btw-nummer heeft, moet ingevolge artikel 51, § 2, 6° Wbtw de Belgische btw steeds worden verlegd, zelfs als die afnemer geen periodieke btw-aangifte indient. De fiscus maakte diezelfde fout in voormelde circulaire. Voor deze specifieke verlegging is het voldoende dat de afnemer een BE-btw-nummer heeft, voor die onder 5° is bijkomend vereist dat de afnemer wel gehouden is tot het indienen van de Belgische periodieke btw-aangifte.

Als in het voorbeeld van de vraagsteller de Luxemburgse onderneming in België niet voor de btw is geregistreerd, dan kan die onderneming de door de leverancier aangerekende Belgische btw terugvragen (ten belope van haar recht op aftrek) via VAT-refund.


Vr. & Antw. Kamer, 2023-2024, 55-127, 25 januari 2024, vraag nr. 1821, J. Arens, 20 december 2023

Ook kosten van energiebesparingsmaatregelen tellen mee voor controle of voldoende btw is betaald op oprichting gebouw

Voor het werk in onroerende staat dat betrekking heeft op de oprichting van een gebouw, mag de maatstaf van heffing niet lager zijn dan de normale waarde (artikel 36, § 1, b) Wbtw). Die normale waarde is volgens artikel 32, 1ste lid Wbtw het volledige bedrag dat een afnemer in de handelsfase waarin de dienst wordt verricht, bij eerlijke concurrentie zou moeten betalen aan een onafhankelijke dienstverrichter op het grondgebied van het land waar de handeling belastbaar is, om de desbetreffende diensten op dat tijdstip te verkrijgen.

Volgens een parlementslid zou de administratie bij de controle op de oprichting van een gebouw, waarbij ze nagaat of de bouwheer voldoende facturen kan voorleggen van kosten van de oprichting om te controleren of die bedragen voormelde normale waarde bereiken, geen rekening houden met de voorgelegde facturen voor kosten van zonnepaneelinstallaties, zonneboilers, batterijsystemen, enz. Dat kan leiden tot een zogenaamde ‘tekortschatting’ (minder gefactureerd dan de normale waarde) waardoor de fiscus bijkomend btw vordert op de uitgevoerde werken.

De minister bevestigt dat bij het bepalen van de normale waarde, de administratie wel degelijk rekening  houdt met de nieuwe energietechnieken zoals de installatie van warmtepompen, thermische en fotovoltaïsche zonnepanelen, batterijen voor de opslag van elektriciteit, zonneboilers en aircosystemen. Het zou kunnen dat de administratie foutieve informatie heeft verstrekt of dat een foutieve beslissing werd genomen in een concreet dossier in welk kader het parlementslid de vraag stelt.

De minister heeft alleszins zijn administratie verzocht dit standpunt in herinnering te brengen bij de bevoegde controle-agenten.


Vr. & Antw. Kamer, 2023-2024, 55-127, 25 januari 2024, vraag nr. 187, S. Van Hecke, 22 november 2023

Uitbreiding verlaagde btw afbraak- en heropbouw naar woningen bestemd voor verhuur aan particulieren

Omwille van budgettaire redenen besliste de regering eind 2023 om het verlaagd btw-tarief van 6% voor afbraak en de daarmee gepaard gaande heropbouw van woningen grondig te beperken (Van Peteghem, nieuwsbericht dd. 13.10.2023). Verkopen van na afbraak heropgerichte woningen kunnen, behoudens die welke voor de overgangsregeling in aanmerking komen, sinds 1 januari 2024 dit verlaagd btw-tarief niet meer genieten.

Enkel de afbraak- en heroprichtingswerken die aan de bouwheer worden gefactureerd, kunnen dit verlaagd tarief nog genieten, in heel België, maar enkel als aan de sociale voorwaarden is voldaan: enige en hoofdzakelijk eigen woning van maximum 200 m² met domiciliëringsvereiste (dus enkel voor bouwheren natuurlijke persoon), of woningen die op lange termijn zijn bestemd voor de sociale verhuur (aan of via een sociaal verhuurkantoor).

De regering heeft nu beslist om de toepassing van dit verlaagd btw-tarief opnieuw uit te breiden. Het zal ook van toepassing zijn op de afbraak- en heroprichtingswerken die worden verricht voor de bouwheer (natuurlijke persoon, rechtspersoon, …) die de woning bestemt voor verhuur aan particulieren. Ook hier zal het verlaagd btw-tarief afhankelijk zijn van het naleven van sociale voorwaarden, met name:

  • maximale bewoonbare oppervlakte van 200 m²;
  • enkel woningen gebruikt als hoofdverblijfplaats;
  • verhuur voor minstens 15 jaar aan één of meerdere achtereenvolgende particuliere huurders.

Uit de berichtgeving van de minister blijkt niet vanaf wanneer deze uitbreiding in werking treedt, of dat dit retroactief zou gebeuren met ingang van 1 januari 2024 zodat sindsdien reeds aangerekende btw tegen het tarief van 21% nog geregulariseerd zou kunnen worden.


Vanpeteghem.belgium.be, nieuwsbericht 20 maart 2024

Circulaire over verlenging tijdelijke btw-verlaging warmtepompen

Vanaf 1 april 2022 tot en met 31 december 2023 gold voor woningen die nog geen 10 jaar oud zijn een tijdelijke btw-verlaging voor het (gelijkgestelde) werk in onroerende staat dat bestaat uit de levering met plaatsing van:

  • fotovoltaïsche zonnepanelen op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen;
  • thermische zonnepanelen en zonneboilers in, op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen;
  • warmtepompen in, op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.

Deze tijdelijke maatregel werd ingevoerd door het KB dd. 27.03.2022. De fiscus publiceerde zijn commentaar op deze maatregel in een FAQ dd. 15.06.2022.

Met het KB van 27 juni 2022 lijnde de wetgever voormelde tijdelijke btw-verlaging met betrekking tot warmtepompen nauwkeuriger af. De zogenoemde ‘hybride’ warmtepompen functioneren niet volledige autonoom maar wel binnen een geïntegreerd verwarmingssysteem waarbij naast de warmtepomp nog gebruik wordt gemaakt van ‘traditionele’ verwarmingstechnieken die in principe gebruik maken van fossiele brandstoffen zoals aardgas en stookolie. Daarom werden deze uitdrukkelijk van het gunsttarief uitgesloten, en dit vanaf 1 juli 2022.

De fiscus becommentarieerde deze regeling nog uitvoerig in zijn circulaire 2023/C/45 van 20 april 2023.

Met de programmawet van 22 december 2023 (BS 29.12.2023) werd deze tijdelijke btw-verlaging met een jaar verlengd (tot 31.12.2024), maar enkel voor de levering met plaatsing van warmtepompen. De fiscus benadrukt in een nieuwe circulaire dat de bepalingen uit de voormelde circulaire 2023/C/45 van 20 april 2023 hierop van toepassing blijven.

Het verlaagde btw-tarief van 6% blijft uiteraard van toepassing op de levering met plaatsing van een zonnepaneleninstallatie, een zonneboilerinstallatie of een warmtepomp op of in een woning die meer dan tien jaar oud is (rubriek XXXI, tabel A KB 20).


Fisconetplus, circulaire 2024/C/21, 14 maart 2024

DETAX: nieuwe onderneming erkend voor elektronisch visum vrijstelling uitvoer in reizigersbagage

Artikel 39, § 1, 4° Wbtw stelt vrij van btw: de leveringen van goederen aan een niet in de Gemeenschap gevestigde reiziger, die deze goederen in België in bezit neemt en ze in zijn persoonlijke bagage uitvoert naar een plaats buiten de Gemeenschap uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op de maand waarin de levering plaatsvond.


Vrijstelling uitvoer in reizigersbagage

Deze vrijstelling is gekoppeld aan het vervuld zijn van de volgende voorwaarden:

  • de levering van goederen moet betrekking hebben op goederen die zich in de Gemeenschap in het vrije verkeer bevinden;
  • het moet gaan om een levering van goederen aan een reiziger die niet in de Gemeenschap is gevestigd en die de goederen in België in bezit neemt (die levering zou bovendien in België belastbaar zijn als de goederen niet zouden uitgevoerd worden);
  • de aankoop moet vreemd zijn aan elk handels- of beroepskarakter;
  • de globale waarde van de goederen, btw inbegrepen, moet per factuur hoger zijn dan 125 euro;
  • de goederen moeten door de koper in zijn/haar persoonlijke bagage worden uitgevoerd naar een plaats buiten de gemeenschap en dit uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op de maand waarin de levering plaatsvindt;
  • de verkoper moet de echtheid van de uitvoer van de goederen aantonen door middel van een factuur bekleed met het visum van het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap.

Wat die laatste voorwaarde betreft kan de minister van Financiën of zijn afgevaardigde, onder de door hem bepaalde voorwaarden, toelaten de factuur te vervangen door een als zodanig geldend stuk. Dat is het geval voor de verkopen aan particulieren waar ingevolge het artikel 1 van het KB nr. 1 geen factuur moet worden uitgereikt.


Nieuwe elektronische procedure – DETAX

De fiscus heeft met zijn circulaire nr. 2020/C/87 dd. 29 juni 2020 een nieuwe procedure ingesteld om op elektronische wijze de werkelijkheid van de uitvoer van de goederen te valideren, meer bepaald via de elektronische toepassing ‘DETAX’ (beheerd door de Administratie van de Douane en Accijnzen). Die procedure is vooralsnog niet verplicht, dus de hiervoor omschreven procedures kunnen toegepast blijven worden. Het is blijkbaar wel de bedoeling dat in de toekomst de DETAX-applicatie de enige procedure zal worden voor deze vrijstelling, nadat verschillende fases zijn uitgerold.

Sinds 30 juni 2020 is de eerste fase in werking getreden waarin het toepassingsgebied van de elektronische validatie beperkt blijft tot:

  • de ondernemingen die in het kader van de btw-vrijstelling voorzien door artikel 39, § 1, 4° Wbtw actief zijn op het gebied van de terugbetaling van de btw aan reizigers en daarvoor door de fiscus zijn erkend, met name:
    • Airvat LTD, GB 312092250;
    • Arimar SPRLU BE 0463171931 – Departax (ook erkend voor reizigerscheque);
    • Diplomatic Card Services Belgium BVBA BE 0650962941 – Diplomatic Card Company;
    • Four Retailers International BV NL 807696559B01 – Easy Tax Free (ook erkend voor reizigerscheque);
    • Global Blue Belgium NV BE 0432612575 – Global Blue (ook erkend voor reizigerscheque);
    • Inovat Ltd GB 336805003 – Inovat;
    • Nuvoni BV BE 0780735578;
    • Pie Systems IVS DK 39877848 – Pie Systems;
    • Planet Payment Belgium SA BE 0466093314 – Planet (voorheen gekend en erkend voor reizigerscheque onder Premier Tax Free);
    • Red All Belgium SPRL BE 0889623127 – Red All Belgium;
    • Refundit BVBA BE 0699776014 – Refundit;
    • Revenir SAS, FR 89900917725;
    • Skiptax SAS FR 0843174921 – Skiptax;
    • Stamp BV NL 858006741B01 – Stampit.co;
    • Taxeroo B.V. BE 0768565543 – Taxeroo;
    • Vatcat Ltd GB 25008064 – Wevat;
    • VATfree NL BV NL 818048025B01 – vatfree.com;
    • Woonivers Belgium SRL BE 0765791937 – Woonivers;
    • Zapptax SA BE 0670776774  Zapptax.
  • en de leveringen van goederen die plaatsvinden in België en vanuit een van de volgende Belgische douanekantoren van uitgang worden uitgevoerd buiten de Gemeenschap:
    • Antwerp Airport (Deurne Luchthaven);
    • Oostende Luchthaven;
    • Zeebrugge Bewaking: Cruiseterminal + Ferries;
    • Wevelgem Luchthaven;
    • Aéroport Zaventem:
      • Controle DA 3 Zaventem (passagiersteam);
      • Controle 1lijn Leuven;
      • Operaties Backoffice Namaak Leuven;
      • Controle DA 1 Zaventem;
      • Controle DA 3 Zaventem;
    • Aéroport Gosselies;
    • Aéroport Bierset;
    • Contrôle da1 Bierset;
    • Station Brussel-Zuid

In zijn bijwerking dd. 14.09.2023 laat de fiscus weten dat aan de lijst van ondernemingen die erkend zijn, de volgende onderneming wordt toegevoegd: Innova Taxfree Belgium SPRL BE0506980396.


Fisconetplus, circulaire 2020/C/87, bijwerking 28 februari 2024